Summary
Swedish to Dutch: more detail...
-
förbehålla sig:
-
Wiktionary:
förbehålla sig → absorberen, in beslag nemen, opslorpen, accapareren, opkopen, beslag leggen op, zich meester maken van, zich toe-eigenen
-
Wiktionary:
Swedish
Detailed Translations for förbehålla sig from Swedish to Dutch
förbehålla sig: (*Using Word and Sentence Splitter)
- för: want; pro; voor; namelijk; boeg; steven; voorsteven
- behålla: vasthouden; niet laten gaan; erbij houden
- frö: korrel; zaaigoed; korreltje; grein
- får: schapen; lammeren
- avundas: benijden; misgunnen; niet gunnen
- brottas: worstelen; met iemand worstelen
- brännas: aanbakken
- dagas: dagen; aanbreken van de dag; lichten; licht worden
- finnas: zijn; bestaan; leven; existeren; gebeuren; plaatsvinden; voordoen; passeren; voorvallen; plaats hebben
- flockas: samendringen
- frodas: bloeien; floreren; goed lopen
- fäktas: schermen
- förbittras: verbolgen worden; bitter worden
- förenas: samenstromen
- förfäras: gruwelen; griezelen; gruwen
- förlängas: lengen
- förskräckas: schrikken
- försoffas: stagneren; op hetzelfde niveau blijven
- förstummas: verstommen; verstillen
- förstärkas: versterken; sterken; sterker worden
- försämras: verslechteren; erger worden; tanen; afrotten
- gnabbas: ruzieën; twisten; kibbelen; bekvechten; bakkeleien; hakketakken
- gruffas: vechten; kampen; matten; knokken; duelleren; bakkeleien
- splittras: springen; splitsen; klappen; ontploffen; exploderen; splijten; kloven; klieven; uit elkaar spatten; uit elkaar springen; uiteensplijten
- sprängas: springen; klappen; ontploffen; exploderen; opwaaien; uit elkaar spatten; uit elkaar springen
- stegras: verhogen; hoger maken
- stärkas: versterken; sterken; sterker worden
- stötas: reppen; jachten; spoeden; jakkeren
Wiktionary Translations for förbehålla sig:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• förbehålla sig | → absorberen; in beslag nemen; opslorpen; accapareren; opkopen; beslag leggen op; zich meester maken van; zich toe-eigenen | ↔ accaparer — acheter ou retenir une quantité considérable d’une denrée, d’une marchandise, pour la rendre plus chère en la rendant plus rare, et se faire ainsi seul le maître de la vente et du prix. |