Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. uitbranden:


Dutch

Detailed Translations for uitbranden from Dutch to Swedish

uitbranden:

uitbranden verb (brand uit, brandt uit, brandde uit, brandden uit, uitgebrand)

  1. uitbranden (opbranden)
    bränna ut
    • bränna ut verb (bräner ut, brände ut, bränt ut)
  2. uitbranden (afbranden; platbranden; leegbranden)
    brinna ut; brinna ner
    • brinna ut verb (brinner ut, brann ut, brunnit ut)
    • brinna ner verb (brinner ner, brann ner, brunnit ner)

Conjugations for uitbranden:

o.t.t.
  1. brand uit
  2. brandt uit
  3. brandt uit
  4. branden uit
  5. branden uit
  6. branden uit
o.v.t.
  1. brandde uit
  2. brandde uit
  3. brandde uit
  4. brandden uit
  5. brandden uit
  6. brandden uit
v.t.t.
  1. ben uitgebrand
  2. bent uitgebrand
  3. is uitgebrand
  4. zijn uitgebrand
  5. zijn uitgebrand
  6. zijn uitgebrand
v.v.t.
  1. was uitgebrand
  2. was uitgebrand
  3. was uitgebrand
  4. waren uitgebrand
  5. waren uitgebrand
  6. waren uitgebrand
o.t.t.t.
  1. zal uitbranden
  2. zult uitbranden
  3. zal uitbranden
  4. zullen uitbranden
  5. zullen uitbranden
  6. zullen uitbranden
o.v.t.t.
  1. zou uitbranden
  2. zou uitbranden
  3. zou uitbranden
  4. zouden uitbranden
  5. zouden uitbranden
  6. zouden uitbranden
diversen
  1. brand uit!
  2. brandt uit!
  3. uitgebrand
  4. uitbrandend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitbranden:

NounRelated TranslationsOther Translations
brinna ner verbranden
VerbRelated TranslationsOther Translations
brinna ner afbranden; leegbranden; platbranden; uitbranden
brinna ut afbranden; leegbranden; platbranden; uitbranden
bränna ut opbranden; uitbranden