Dutch
Detailed Translations for tollen from Dutch to Swedish
tollen:
-
tollen (rondtollen; draaien)
Conjugations for tollen:
o.t.t.
- tol
- tolt
- tolt
- tollen
- tollen
- tollen
o.v.t.
- tolde
- tolde
- tolde
- tolden
- tolden
- tolden
v.t.t.
- heb getold
- hebt getold
- heeft getold
- hebben getold
- hebben getold
- hebben getold
v.v.t.
- had getold
- had getold
- had getold
- hadden getold
- hadden getold
- hadden getold
o.t.t.t.
- zal tollen
- zult tollen
- zal tollen
- zullen tollen
- zullen tollen
- zullen tollen
o.v.t.t.
- zou tollen
- zou tollen
- zou tollen
- zouden tollen
- zouden tollen
- zouden tollen
en verder
- ben getold
- bent getold
- is getold
- zijn getold
- zijn getold
- zijn getold
diversen
- tol!
- tolt!
- getold
- tollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for tollen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
snurra | draaien; rondtollen; tollen | draaien; keren; kolken; kroelen; ronddraaien; wenden; wervelen; wielen |
Related Words for "tollen":
tollen form of tol:
-
de tol (wegenbelasting)
-
de tol
Translation Matrix for tol:
Noun | Related Translations | Other Translations |
vägskatt | tol; wegenbelasting | wegenbelastingkaart |
Other | Related Translations | Other Translations |
trafikavgift | tol |