Dutch
Detailed Translations for toetakelen from Dutch to Swedish
toetakelen:
-
toetakelen (afranselen; aftuigen; aframmelen; in elkaar timmeren; afrossen)
-
toetakelen (in elkaar slaan)
Conjugations for toetakelen:
o.t.t.
- takel toe
- takelt toe
- takelt toe
- takelen toe
- takelen toe
- takelen toe
o.v.t.
- takelde toe
- takelde toe
- takelde toe
- takelden toe
- takelden toe
- takelden toe
v.t.t.
- heb toegetakeld
- hebt toegetakeld
- heeft toegetakeld
- hebben toegetakeld
- hebben toegetakeld
- hebben toegetakeld
v.v.t.
- had toegetakeld
- had toegetakeld
- had toegetakeld
- hadden toegetakeld
- hadden toegetakeld
- hadden toegetakeld
o.t.t.t.
- zal toetakelen
- zult toetakelen
- zal toetakelen
- zullen toetakelen
- zullen toetakelen
- zullen toetakelen
o.v.t.t.
- zou toetakelen
- zou toetakelen
- zou toetakelen
- zouden toetakelen
- zouden toetakelen
- zouden toetakelen
en verder
- ben toegetakeld
- bent toegetakeld
- is toegetakeld
- zijn toegetakeld
- zijn toegetakeld
- zijn toegetakeld
diversen
- takel toe!
- takelt toe!
- toegetakeld
- toetakelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for toetakelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
göra illa | pijn doen; zeer doen | |
klippa till | handslag; inrukken; ophoepelen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
göra illa | in elkaar slaan; toetakelen | aandoen; benadelen; duperen; knauwen; krenken; kwaad doen; kwetsen; nadeel toebrengen; pijn bezorgen; pijn doen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; verwonden; zeer doen |
klippa till | in elkaar slaan; toetakelen | |
klå upp | aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen | aflikken; afranselen; billekoek geven; een pak slaag geven; iemand toetakelen; knuppelen; likken; ranselen |
spöa | aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen | afranselen; iemand toetakelen |