Dutch
Detailed Translations for parafraseren from Dutch to Swedish
parafraseren:
-
parafraseren
Conjugations for parafraseren:
o.t.t.
- parafraseer
- parafraseert
- parafraseert
- parafraseren
- parafraseren
- parafraseren
o.v.t.
- parafraseerde
- parafraseerde
- parafraseerde
- parafraseerden
- parafraseerden
- parafraseerden
v.t.t.
- heb geparafraseerd
- hebt geparafraseerd
- heeft geparafraseerd
- hebben geparafraseerd
- hebben geparafraseerd
- hebben geparafraseerd
v.v.t.
- had geparafraseerd
- had geparafraseerd
- had geparafraseerd
- hadden geparafraseerd
- hadden geparafraseerd
- hadden geparafraseerd
o.t.t.t.
- zal parafraseren
- zult parafraseren
- zal parafraseren
- zullen parafraseren
- zullen parafraseren
- zullen parafraseren
o.v.t.t.
- zou parafraseren
- zou parafraseren
- zou parafraseren
- zouden parafraseren
- zouden parafraseren
- zouden parafraseren
diversen
- parafraseer!
- parafraseert!
- geparafraseerd
- parafraserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for parafraseren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
förklara | parafraseren | beschrijven; betogen; betonen; betuigen; demonstreren; duiden; mededelen; mening kenbaar maken; nader verklaren; ontvouwen; opklaren; preciseren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; uitwerken; verduidelijken; verhalen; verkondigen; vertellen; wolken verdwijnen; zeggen |
parafrasera | parafraseren | |
översätta | parafraseren | interpreteren; overbrengen; overzetten; translateren; vertalen; vertolken |