Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. opgewondenheid:
  2. opgewonden:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for opgewondenheid from Dutch to Swedish

opgewondenheid:

opgewondenheid [de ~ (v)] noun

  1. de opgewondenheid (geilheid; hitsigheid; zin; lust)
    kåthet
  2. de opgewondenheid (seksuele geprikkeldheid; opwinding)

Translation Matrix for opgewondenheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
kåthet geilheid; hitsigheid; lust; opgewondenheid; zin
sexuell upphetsning opgewondenheid; opwinding; seksuele geprikkeldheid

Related Words for "opgewondenheid":


opgewonden:


Related Translations for opgewondenheid