Dutch
Detailed Translations for neerkladden from Dutch to Swedish
neerkladden:
-
neerkladden
Conjugations for neerkladden:
o.t.t.
- klad neer
- kladt neer
- kladt neer
- kladden neer
- kladden neer
- kladden neer
o.v.t.
- kladde neer
- kladde neer
- kladde neer
- kladden neer
- kladden neer
- kladden neer
v.t.t.
- heb neergeklad
- hebt neergeklad
- heeft neergeklad
- hebben neergeklad
- hebben neergeklad
- hebben neergeklad
v.v.t.
- had neergeklad
- had neergeklad
- had neergeklad
- hadden neergeklad
- hadden neergeklad
- hadden neergeklad
o.t.t.t.
- zal neerkladden
- zult neerkladden
- zal neerkladden
- zullen neerkladden
- zullen neerkladden
- zullen neerkladden
o.v.t.t.
- zou neerkladden
- zou neerkladden
- zou neerkladden
- zouden neerkladden
- zouden neerkladden
- zouden neerkladden
en verder
- is neergeklad
diversen
- klad neer!
- kladt neer!
- neergeklad
- neerkladdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for neerkladden:
Verb | Related Translations | Other Translations |
kludda ner | neerkladden | |
smeta ner | neerkladden | besmeuren |
smörja ner | neerkladden |