Summary
Dutch
Detailed Translations for klepper from Dutch to Swedish
klepper:
-
de klepper
Translation Matrix for klepper:
Noun | Related Translations | Other Translations |
skaller | klepper | |
skramla | klepper | geklepper; kinderspeeltje; rammelaar |
skrammel | klepper | ratel; tengel; tingel |
Verb | Related Translations | Other Translations |
skramla | daveren; denderen; dreunen; klepperen; kletteren; rammelen; stommelen |
Related Words for "klepper":
klepper form of klepperen:
-
klepperen
Conjugations for klepperen:
o.t.t.
- klepper
- kleppert
- kleppert
- klepperen
- klepperen
- klepperen
o.v.t.
- klepperde
- klepperde
- klepperde
- klepperden
- klepperden
- klepperden
v.t.t.
- heb geklepperd
- hebt geklepperd
- heeft geklepperd
- hebben geklepperd
- hebben geklepperd
- hebben geklepperd
v.v.t.
- had geklepperd
- had geklepperd
- had geklepperd
- hadden geklepperd
- hadden geklepperd
- hadden geklepperd
o.t.t.t.
- zal klepperen
- zult klepperen
- zal klepperen
- zullen klepperen
- zullen klepperen
- zullen klepperen
o.v.t.t.
- zou klepperen
- zou klepperen
- zou klepperen
- zouden klepperen
- zouden klepperen
- zouden klepperen
diversen
- klepper!
- kleppert!
- geklepperd
- klepperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for klepperen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
skallra | gereutel; gerochel | |
skramla | geklepper; kinderspeeltje; klepper; rammelaar | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
fladdra | klepperen | fladderen; foezelen; friemelen; frunniken; opflakkeren; wapperen |
flaxa | klepperen | fladderen; wapperen |
skallra | klepperen | |
skramla | klepperen | daveren; denderen; dreunen; kletteren; rammelen; stommelen |