Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. kabel:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kabel from Dutch to Swedish

kabel:

kabel [de ~ (m)] noun

  1. de kabel (kabelleiding; leiding; geleiding)
    kabel; ledning
  2. de kabel (scheepskabel; kabeltouw)
    tåg; kabel; kätting; tross

Translation Matrix for kabel:

NounRelated TranslationsOther Translations
kabel geleiding; kabel; kabelleiding; kabeltouw; leiding; scheepskabel elektriciteitssnoeren; elektrische geleiding; geleiding; snoeren
kätting kabel; kabeltouw; scheepskabel scheepstouw
ledning geleiding; kabel; kabelleiding; leiding aanvoeren; aanvoering; beheer; besturen; bestuur; directie; hoofdbestuur; leiding; leidinggeven; management; politiek; voorgaan
tross kabel; kabeltouw; scheepskabel scheepstouw
tåg kabel; kabeltouw; scheepskabel processie; sleep; spoortrein; staatsie; stoet; trein; treinen; treinstel; treinstellen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
ledning geleid

Related Words for "kabel":

  • kabelen, kabels, kabeltje, kabeltjes

Wiktionary Translations for kabel:


Cross Translation:
FromToVia
kabel kabel; wire cable — large wire, rope
kabel kabel; elkabel cable — assembly of wires for electricity
kabel kabel; tross cable — heavy rope or chain as used for mooring
kabel kabel cable — communications system with coaxial or fiber optic
kabel sladd; ledning; tråd; kabel cord — wires surrounded by a coating, used to supply electricity
kabel kabel Kabel — Leitung zum Transport elektrischen Stroms beziehungsweise elektronischer Nachrichten
kabel tross; kabel; vajer; wire Kabel — Drahtseil
kabel kabel câble — arts|fr gros cordage formé de l’assemblage de plusieurs torons de chanvre, d’aloès, d’acier, etc.

Related Translations for kabel