Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. het uitgillen:


Dutch

Detailed Translations for het uitgillen from Dutch to Swedish

het uitgillen:

het uitgillen verb

  1. het uitgillen (brullen; uitroepen; uitschreeuwen)
    ropa högt; skrika; ryta; tjuta; vråla; råma; böla
    • ropa högt verb (ropar högt, ropade högt, ropat högt)
    • skrika verb (skriker, skrek, skrikit)
    • ryta verb (ryter, röt, rutit)
    • tjuta verb (tjutar, tjutade, tjutat)
    • vråla verb (vrålar, vrålade, vrålat)
    • råma verb (råmar, råmade, råmat)
    • böla verb (bölar, bölade, bölat)

Translation Matrix for het uitgillen:

NounRelated TranslationsOther Translations
skrika gillen; joelen; kreten; roepen; schreeuwen
VerbRelated TranslationsOther Translations
böla brullen; het uitgillen; uitroepen; uitschreeuwen blaten; blèren; brullen; huilen; mekkeren; tranen; tranen afscheiden
ropa högt brullen; het uitgillen; uitroepen; uitschreeuwen
ryta brullen; het uitgillen; uitroepen; uitschreeuwen uitgalmen
råma brullen; het uitgillen; uitroepen; uitschreeuwen loeien
skrika brullen; het uitgillen; uitroepen; uitschreeuwen aanroepen; blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; fulmineren; gillen; huilen; janken; joelen; keffen; krijsen; praaien; razen; roepen; schreeuwen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitgieren; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen
tjuta brullen; het uitgillen; uitroepen; uitschreeuwen blaffen; brullen; bulderen; daveren; fulmineren; grienen; huilen; janken; luidkeels iets verkondigen; razen; schetteren; schreeuwen; snikken; snotteren; tekeergaan; tetteren; tieren; tranen; tranen afscheiden
vråla brullen; het uitgillen; uitroepen; uitschreeuwen blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; fulmineren; gillen; joelen; krijsen; luidkeels iets verkondigen; razen; schetteren; schreeuwen; tekeergaan; tetteren; tieren; uitgalmen; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen

Related Translations for het uitgillen