Dutch

Detailed Translations for degelijkheid from Dutch to Swedish

degelijkheid:

degelijkheid [de ~ (v)] noun

  1. de degelijkheid (deugdzaamheid; eerbaarheid; deugdelijkheid)
  2. de degelijkheid (betrouwbaarheid; soliditeit; deugdelijkheid; stevigheid)
  3. de degelijkheid (goede kwaliteit; deugdelijkheid; gedegenheid)
  4. de degelijkheid

Translation Matrix for degelijkheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
artighet degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; decorum; fatsoen; fatsoenlijkheid; galanterie; gevoeglijkheid; gunstige gezindheid; hoffelijkheid; welgemanierdheid; wellevendheid; welwillendheid
fullständighet betrouwbaarheid; degelijkheid; deugdelijkheid; soliditeit; stevigheid alles; compleetheid; completering; eenheid; geheel; gezamenlijkheid; totaal; totaliteit; uitputtendheid; volheid; volkomenheid; volledigheid; voltalligheid; voltooiing
gedigenhet degelijkheid; deugdelijkheid; gedegenheid; goede kwaliteit
grundlighet degelijkheid doortastendheid; gedegenheid; grondigheid; zorgvuldigheid
hederlighet degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid
hållbarhet betrouwbaarheid; degelijkheid; deugdelijkheid; soliditeit; stevigheid bestendigheid; bewaarbaarheid; conserveerbaarheid; duurzaamheid; houdbaarheid
noggrannhet degelijkheid
rättskaffenhet degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid eerlijkheid; oprechtheid; rechtschapenheid
sundhet betrouwbaarheid; degelijkheid; deugdelijkheid; soliditeit; stevigheid gezondheid; welzijn
varaktighet betrouwbaarheid; degelijkheid; deugdelijkheid; soliditeit; stevigheid duur; langdurigheid; lengte; tijdsduur; tijdspanne; voortduring

Related Words for "degelijkheid":


degelijkheid form of degelijk:


Translation Matrix for degelijk:

NounRelated TranslationsOther Translations
djup diepte
VerbRelated TranslationsOther Translations
fast abstineren; vasten
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
övertygande aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend fascinerend; gerechtvaardigd; gewettigd; op deugdelijke gronden steunend
ModifierRelated TranslationsOther Translations
djup degelijk; diepgaand; diepgravend; grondig; helemaal; niet oppervlakkig; totaal; volkomen diep; diepliggend; diepzinnig; innig; intens; pijnlijk; zeer
djupt degelijk; diepgaand; diepgravend; grondig; helemaal; niet oppervlakkig; totaal; volkomen diep; diepzinnig; pijnlijk; zeer
fast degelijk; solide; stevig gelijkmatig; gestaag; hecht
gediget betrouwbaar; degelijk; deugdelijk louter
pålitlig betrouwbaar; degelijk; deugdelijk; gedegen; van goede hoedanigheid vertrouwde
pålitligt betrouwbaar; degelijk; deugdelijk; gedegen; van goede hoedanigheid bedrijfszeker; vertrouwde
robust degelijk; solide; stevig flink; fors; grof; grofgebouwd; lomp; potig; ruw; stevig
rättskaffens betrouwbaar; degelijk; deugdelijk
solid betrouwbaar; degelijk; deugdelijk degelijke
solitt betrouwbaar; degelijk; deugdelijk
stadig degelijk; solide; stevig corpulent; dik; gelijkmatig; gestaag; gezet; lijvig; stabiel; stevig; zwaarlijvig
sunt degelijk; deugdelijk; gedegen; van goede hoedanigheid doortimmerd; gezondheids
säkert betrouwbaar; degelijk; deugdelijk absoluut; beslist; echt; geheid; gewis; heus; onweerlegbaar; reëel; ronduit; stellig; vast en zeker; veilig; voorzeker; waarachtig; waarlijk; wel degelijk; welzeker; zeker

Related Words for "degelijk":


Synonyms for "degelijk":


Antonyms for "degelijk":


Related Definitions for "degelijk":

  1. wat zeker is1
    • hij is wel degelijk ziek1
  2. wat stevig of goed in elkaar zit1
    • dit is een degelijk apparaat1

Wiktionary Translations for degelijk:


Cross Translation:
FromToVia
degelijk gedigen gediegen — sorgfältig bearbeitet, haltbar
degelijk grundlig gründlich — durch und durch, eingehend; bis auf den Grund
degelijk riktig; äkta proper — entitled to its name, true
degelijk ansvarsfull; pålitlig responsible — able to be trusted
degelijk robust robust — evincing strength
degelijk hederlig; rättskaffens; hygglig; artig; hövlig; ärbar; anständig; tillbörlig; skälig; lagom honnête — Qui est conforme à la vertu, à la probité, à l’honneur.