Dutch
Detailed Translations for bezichtigen from Dutch to Swedish
bezichtigen:
-
bezichtigen (bekijken; aanschouwen; bezien)
-
bezichtigen (bekijken; inspecteren)
Conjugations for bezichtigen:
o.t.t.
- bezichtig
- bezichtigt
- bezichtigt
- bezichtigen
- bezichtigen
- bezichtigen
o.v.t.
- bezichtigde
- bezichtigde
- bezichtigde
- bezichtigden
- bezichtigden
- bezichtigden
v.t.t.
- heb bezichtigd
- hebt bezichtigd
- heeft bezichtigd
- hebben bezichtigd
- hebben bezichtigd
- hebben bezichtigd
v.v.t.
- had bezichtigd
- had bezichtigd
- had bezichtigd
- hadden bezichtigd
- hadden bezichtigd
- hadden bezichtigd
o.t.t.t.
- zal bezichtigen
- zult bezichtigen
- zal bezichtigen
- zullen bezichtigen
- zullen bezichtigen
- zullen bezichtigen
o.v.t.t.
- zou bezichtigen
- zou bezichtigen
- zou bezichtigen
- zouden bezichtigen
- zouden bezichtigen
- zouden bezichtigen
diversen
- bezichtig!
- bezichtigt!
- bezichtigd
- bezichtigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
bezichtigen (bezichtiging)