Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. afvragen:


Dutch

Detailed Translations for afvragen from Dutch to Swedish

afvragen:

afvragen verb (vraag af, vraagt af, vroeg af, vroegen af, afgevraagd)

  1. afvragen (verwonderen)
    fråga; undra
    • fråga verb (frågar, frågade, frågat)
    • undra verb (undrar, undrade, undrat)

Conjugations for afvragen:

o.t.t.
  1. vraag af
  2. vraagt af
  3. vraagt af
  4. vragen af
  5. vragen af
  6. vragen af
o.v.t.
  1. vroeg af
  2. vroeg af
  3. vroeg af
  4. vroegen af
  5. vroegen af
  6. vroegen af
v.t.t.
  1. heb afgevraagd
  2. hebt afgevraagd
  3. heeft afgevraagd
  4. hebben afgevraagd
  5. hebben afgevraagd
  6. hebben afgevraagd
v.v.t.
  1. had afgevraagd
  2. had afgevraagd
  3. had afgevraagd
  4. hadden afgevraagd
  5. hadden afgevraagd
  6. hadden afgevraagd
o.t.t.t.
  1. zal afvragen
  2. zult afvragen
  3. zal afvragen
  4. zullen afvragen
  5. zullen afvragen
  6. zullen afvragen
o.v.t.t.
  1. zou afvragen
  2. zou afvragen
  3. zou afvragen
  4. zouden afvragen
  5. zouden afvragen
  6. zouden afvragen
diversen
  1. vraag af!
  2. vraagt af!
  3. afgevraagd
  4. afvragende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for afvragen:

NounRelated TranslationsOther Translations
fråga interpellatie; issue; kwestie; punt; query; substantie; vraag
VerbRelated TranslationsOther Translations
fråga afvragen; verwonderen bidden; navragen; onderzoeken; smeken; speuren; verzoeken; vorsen; vraag stellen; vragen
undra afvragen; verwonderen dwalen; onderzoeken; speuren; vorsen

Related Definitions for "afvragen":

  1. jezelf een vraag stellen en daarover nadenken1
    • Jan vroeg zich af of hij wel de juiste beslissing genomen had1

Related Translations for afvragen