Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. afgehandeld:
  2. afhandelen:


Dutch

Detailed Translations for afgehandeld from Dutch to Swedish

afgehandeld:

afgehandeld adj

  1. afgehandeld

Translation Matrix for afgehandeld:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
avklarat afgehandeld
färdig afgehandeld af; beëindigd; gedaan; gereed; klaar; paraat; volbracht
färdigt afgehandeld af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij

afgehandeld form of afhandelen:

afhandelen verb (handel af, handelt af, handelde af, handelden af, afgehandeld)

  1. afhandelen (twist uit de weg ruimen; beslechten; afdoen)
    avgöra; jämna
    • avgöra verb (avgör, avgjorde, avgjort)
    • jämna verb (jämnar, jämnade, jämnat)

Conjugations for afhandelen:

o.t.t.
  1. handel af
  2. handelt af
  3. handelt af
  4. handelen af
  5. handelen af
  6. handelen af
o.v.t.
  1. handelde af
  2. handelde af
  3. handelde af
  4. handelden af
  5. handelden af
  6. handelden af
v.t.t.
  1. heb afgehandeld
  2. hebt afgehandeld
  3. heeft afgehandeld
  4. hebben afgehandeld
  5. hebben afgehandeld
  6. hebben afgehandeld
v.v.t.
  1. had afgehandeld
  2. had afgehandeld
  3. had afgehandeld
  4. hadden afgehandeld
  5. hadden afgehandeld
  6. hadden afgehandeld
o.t.t.t.
  1. zal afhandelen
  2. zult afhandelen
  3. zal afhandelen
  4. zullen afhandelen
  5. zullen afhandelen
  6. zullen afhandelen
o.v.t.t.
  1. zou afhandelen
  2. zou afhandelen
  3. zou afhandelen
  4. zouden afhandelen
  5. zouden afhandelen
  6. zouden afhandelen
diversen
  1. handel af!
  2. handelt af!
  3. afgehandeld
  4. afhandelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afhandelen [znw.] noun

  1. afhandelen

Translation Matrix for afhandelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
avgörande afhandelen beslissing; raadsbesluit
fastställande afhandelen bepalen; compromis; vaststellen; vergelijk
VerbRelated TranslationsOther Translations
avgöra afdoen; afhandelen; beslechten; twist uit de weg ruimen
jämna afdoen; afhandelen; beslechten; twist uit de weg ruimen afplatten; afstrijken; effenen; egaliseren; gelijk trekken; gelijkmaken; gladmaken; lepel afstrijken; nivelleren; planeren; platmaken; rechtmaken; vlak maken
ModifierRelated TranslationsOther Translations
avgörande afdoend; beslissend; daadkrachtig; dynamisch; energiek; overtuigend