Summary
Dutch
Detailed Translations for aangroei from Dutch to Swedish
aangroei:
-
de aangroei (uitdijing; uitdijen; aanwas)
-
de aangroei (toename; verhoging; vermedevuldigen; toeneming; stijging; aanwinst; uitbreiding; groter worden; groei; expansie; vermeerdering; aanwas; versterking)
Translation Matrix for aangroei:
Noun | Related Translations | Other Translations |
tilltagande | aangroei; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking | |
utvigdad | aangroei; aanwas; uitdijen; uitdijing | |
ökning | aangroei; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking | aanvoeging; omhoog komen; toename; toename voorraad; toenames; toenemingen; vermeerderingen |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
tilltagande | in toenemende mate; meer en meer; toenemend |
Wiktionary Translations for aangroei:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aangroei | → tillväxt; ökning | ↔ accroissement — action de croitre, de se développer. |
aangroei form of aangroeien:
-
aangroeien (zich vermeerderen)
-
aangroeien (toenemen; groeien; stijgen; vermeerderen; groter worden; aanwinnen; aanzwellen; opzetten; aanwassen; gedijen; de hoogte ingaan; omhooggaan)
Conjugations for aangroeien:
o.t.t.
- groei aan
- groeit aan
- groeit aan
- groeien aan
- groeien aan
- groeien aan
o.v.t.
- groeide aan
- groeide aan
- groeide aan
- groeiden aan
- groeiden aan
- groeiden aan
v.t.t.
- ben aangegroeid
- bent aangegroeid
- is aangegroeid
- zijn aangegroeid
- zijn aangegroeid
- zijn aangegroeid
v.v.t.
- was aangegroeid
- was aangegroeid
- was aangegroeid
- waren aangegroeid
- waren aangegroeid
- waren aangegroeid
o.t.t.t.
- zal aangroeien
- zult aangroeien
- zal aangroeien
- zullen aangroeien
- zullen aangroeien
- zullen aangroeien
o.v.t.t.
- zou aangroeien
- zou aangroeien
- zou aangroeien
- zouden aangroeien
- zouden aangroeien
- zouden aangroeien
diversen
- groei aan!
- groeit aan!
- aangegroeid
- aangroeiende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aangroeien:
Verb | Related Translations | Other Translations |
tillta | aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen; zich vermeerderen | volgroeien; volwassen worden |
öka | aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen; zich vermeerderen | bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; escaleren; gaan staan; omdoen; omhoogkomen; opstaan; toevoegen; uit de hand lopen; verheffen; volgroeien; volwassen worden |
ökas | aangroeien; zich vermeerderen | talrijker maken; uitbreiden; vergroten; vermeerderen |