Summary
Dutch to Swedish: more detail...
- herberg:
- herbergen:
-
Wiktionary:
- herberg → värdshus, gästgiveri
- herbergen → härbärgera, hysa
Dutch
Detailed Translations for herberg from Dutch to Swedish
herberg:
-
de herberg (logement; gasthuis)
-
de herberg (hotel)
-
de herberg (café-hotel)
Translation Matrix for herberg:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bar | café-hotel; herberg | bar; café; gelagkamer; kroeg; lokaliteit; tapperij; taveerne |
hotell | herberg; hotel | |
krog | café-hotel; herberg | bar; café; kroeg; lokaliteit; tapperij; taveerne |
pub | café-hotel; herberg | biercafé; café; knijp; kroeg; tapperij; taveerne |
värdshus | gasthuis; herberg; logement | boerenherberg; dorpscafé; knijp; slijterij; uitspanning |
Related Words for "herberg":
herbergen:
Conjugations for herbergen:
o.t.t.
- herberg
- herbergt
- herbergt
- herbergen
- herbergen
- herbergen
o.v.t.
- herbergde
- herbergde
- herbergde
- herbergden
- herbergden
- herbergden
v.t.t.
- heb geherbergd
- hebt geherbergd
- heeft geherbergd
- hebben geherbergd
- hebben geherbergd
- hebben geherbergd
v.v.t.
- had geherbergd
- had geherbergd
- had geherbergd
- hadden geherbergd
- hadden geherbergd
- hadden geherbergd
o.t.t.t.
- zal herbergen
- zult herbergen
- zal herbergen
- zullen herbergen
- zullen herbergen
- zullen herbergen
o.v.t.t.
- zou herbergen
- zou herbergen
- zou herbergen
- zouden herbergen
- zouden herbergen
- zouden herbergen
en verder
- ben geherbergd
- bent geherbergd
- is geherbergd
- zijn geherbergd
- zijn geherbergd
- zijn geherbergd
diversen
- herberg!
- herbergt!
- geherbergd
- herbergend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze