Summary
Dutch to Swedish: more detail...
- verplegen:
-
Wiktionary:
- verplegen → bibehålla, bevara, underhålla, försörja, sköta, upprätthålla, ansa, vårda
Dutch
Detailed Translations for verplegen from Dutch to Swedish
verplegen:
-
verplegen (verzorgen)
Conjugations for verplegen:
o.t.t.
- verpleeg
- verpleegt
- verpleegt
- verplegen
- verplegen
- verplegen
o.v.t.
- verpleegde
- verpleegde
- verpleegde
- verpleegden
- verpleegden
- verpleegden
v.t.t.
- heb verpleegd
- hebt verpleegd
- heeft verpleegd
- hebben verpleegd
- hebben verpleegd
- hebben verpleegd
v.v.t.
- had verpleegd
- had verpleegd
- had verpleegd
- hadden verpleegd
- hadden verpleegd
- hadden verpleegd
o.t.t.t.
- zal verplegen
- zult verplegen
- zal verplegen
- zullen verplegen
- zullen verplegen
- zullen verplegen
o.v.t.t.
- zou verplegen
- zou verplegen
- zou verplegen
- zouden verplegen
- zouden verplegen
- zouden verplegen
diversen
- verpleeg!
- verpleegt!
- verpleegd
- verplegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verplegen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
sköta om | verplegen; verzorgen | |
ta hand om | verplegen; verzorgen | iets aankunnen; managen; verzorgen; zorgen voor; zorgen voor iets |
vårda | verplegen; verzorgen | koesteren |
Related Definitions for "verplegen":
Wiktionary Translations for verplegen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verplegen | → bibehålla; bevara | ↔ erhalten — (transitiv) etwas bewahren |
• verplegen | → underhålla; försörja | ↔ erhalten — (transitiv) jemanden ernähren, unterhalten |
• verplegen | → sköta | ↔ pflegen — zum Zweck der Erhaltung bzw. Verbesserung eines Zustandes behandeln |
• verplegen | → underhålla; upprätthålla | ↔ pflegen — über etwas verfügen |
• verplegen | → ansa; sköta; vårda | ↔ soigner — avoir soin de quelqu’un ou de quelque chose. |