Dutch
Detailed Synonyms for zinnen in Dutch
zinnen:
-
de zinnen
-
zinnen
Conjugations for zinnen:
o.t.t.
- zin
- zint
- zint
- zinnen
- zinnen
- zinnen
o.v.t.
- zon
- zon
- zon
- zonnen
- zonnen
- zonnen
v.t.t.
- heb gezonnen
- hebt gezonnen
- heeft gezonnen
- hebben gezonnen
- hebben gezonnen
- hebben gezonnen
v.v.t.
- had gezonnen
- had gezonnen
- had gezonnen
- hadden gezonnen
- hadden gezonnen
- hadden gezonnen
o.t.t.t.
- zal zinnen
- zult zinnen
- zal zinnen
- zullen zinnen
- zullen zinnen
- zullen zinnen
o.v.t.t.
- zou zinnen
- zou zinnen
- zou zinnen
- zouden zinnen
- zouden zinnen
- zouden zinnen
diversen
- zin!
- zint!
- gezonnen
- zinnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Related Words for "zinnen":
zin:
-
de zin
-
de zin
-
de zin
-
de zin
-
de zin
-
de zin
-
de zin
-
de zin
-
de zin
– wat bedoeld wordt 1 -
de zin
– wat het oplevert 1 -
de zin
– reeks woorden die bij elkaar horen 1 -
de zin
– wat je verlangt dat er gebeurt 1