Dutch
Detailed Synonyms for uiteenzetten in Dutch
uiteenzetten:
-
uiteenzetten
-
uiteenzetten
-
uiteenzetten
verduidelijken; nader verklaren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen-
nader verklaren verb (verklaar nader, verklaart nader, verklaarde nader, verklaarden nader, nader verklaard)
-
uiteenzetten
uiteenzetten; uiteenplaatsen; uit elkaar plaatsen-
uiteenplaatsen verb (plaats uiteen, plaatst uiteen, plaatste uiteen, plaatsten uiteen, uiteengeplaatst)
-
uit elkaar plaatsen verb
Conjugations for uiteenzetten:
o.t.t.
- zet uiteen
- zet uiteen
- zet uiteen
- zetten uiteen
- zetten uiteen
- zetten uiteen
o.v.t.
- zette uiteen
- zette uiteen
- zette uiteen
- zetten uiteen
- zetten uiteen
- zetten uiteen
v.t.t.
- heb uiteengezet
- hebt uiteengezet
- heeft uiteengezet
- hebben uiteengezet
- hebben uiteengezet
- hebben uiteengezet
v.v.t.
- had uiteengezet
- had uiteengezet
- had uiteengezet
- hadden uiteengezet
- hadden uiteengezet
- hadden uiteengezet
o.t.t.t.
- zal uiteenzetten
- zult uiteenzetten
- zal uiteenzetten
- zullen uiteenzetten
- zullen uiteenzetten
- zullen uiteenzetten
o.v.t.t.
- zou uiteenzetten
- zou uiteenzetten
- zou uiteenzetten
- zouden uiteenzetten
- zouden uiteenzetten
- zouden uiteenzetten
en verder
- ben uiteengezet
- bent uiteengezet
- is uiteengezet
- zijn uiteengezet
- zijn uiteengezet
- zijn uiteengezet
diversen
- zet uiteen!
- zett uiteen!
- uiteengezet
- uiteenzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze