Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. uiteenvallen:


Dutch

Detailed Synonyms for uiteenvallen in Dutch

uiteenvallen:

uiteenvallen verb (val uiteen, valt uiteen, viel uiteen, vielen uiteen, uiteengevallen)

  1. uiteenvallen
    uiteenvallen; desintegreren; uit elkaar vallen
    • uiteenvallen verb (val uiteen, valt uiteen, viel uiteen, vielen uiteen, uiteengevallen)
    • uit elkaar vallen verb (val uit elkaar, valt uit elkaar, viel uit elkaar, vielen uit elkaar, uit elkaar gevallen)

Conjugations for uiteenvallen:

o.t.t.
  1. val uiteen
  2. valt uiteen
  3. valt uiteen
  4. vallen uiteen
  5. vallen uiteen
  6. vallen uiteen
o.v.t.
  1. viel uiteen
  2. viel uiteen
  3. viel uiteen
  4. vielen uiteen
  5. vielen uiteen
  6. vielen uiteen
v.t.t.
  1. ben uiteengevallen
  2. bent uiteengevallen
  3. is uiteengevallen
  4. zijn uiteengevallen
  5. zijn uiteengevallen
  6. zijn uiteengevallen
v.v.t.
  1. was uiteengevallen
  2. was uiteengevallen
  3. was uiteengevallen
  4. waren uiteengevallen
  5. waren uiteengevallen
  6. waren uiteengevallen
o.t.t.t.
  1. zal uiteenvallen
  2. zult uiteenvallen
  3. zal uiteenvallen
  4. zullen uiteenvallen
  5. zullen uiteenvallen
  6. zullen uiteenvallen
o.v.t.t.
  1. zou uiteenvallen
  2. zou uiteenvallen
  3. zou uiteenvallen
  4. zouden uiteenvallen
  5. zouden uiteenvallen
  6. zouden uiteenvallen
diversen
  1. val uiteen!
  2. valt uiteen!
  3. uiteengevallen
  4. uiteenvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze