Dutch
Detailed Synonyms for kanker in Dutch
kanker:
kanker form of kankeren:
-
kankeren
-
kankeren
Conjugations for kankeren:
o.t.t.
- kanker
- kankert
- kankert
- kankeren
- kankeren
- kankeren
o.v.t.
- kankerde
- kankerde
- kankerde
- kankerden
- kankerden
- kankerden
v.t.t.
- heb gekankerd
- hebt gekankerd
- heeft gekankerd
- hebben gekankerd
- hebben gekankerd
- hebben gekankerd
v.v.t.
- had gekankerd
- had gekankerd
- had gekankerd
- hadden gekankerd
- hadden gekankerd
- hadden gekankerd
o.t.t.t.
- zal kankeren
- zult kankeren
- zal kankeren
- zullen kankeren
- zullen kankeren
- zullen kankeren
o.v.t.t.
- zou kankeren
- zou kankeren
- zou kankeren
- zouden kankeren
- zouden kankeren
- zouden kankeren
diversen
- kanker!
- kankert!
- gekankerd
- kankerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze