Dutch
Detailed Translations for verpraten from Dutch to French
verpraten:
-
verpraten (verbabbelen)
bavarder; perdre son temps à causer-
bavarder verb (bavarde, bavardes, bavardons, bavardez, bavardent, bavardais, bavardait, bavardions, bavardiez, bavardaient, bavardai, bavardas, bavarda, bavardâmes, bavardâtes, bavardèrent, bavarderai, bavarderas, bavardera, bavarderons, bavarderez, bavarderont)
-
Conjugations for verpraten:
o.t.t.
- verpraat
- verpraat
- verpraat
- verpraten
- verpraten
- verpraten
o.v.t.
- verpraatte
- verpraatte
- verpraatte
- verpraatten
- verpraatten
- verpraatten
v.t.t.
- heb verpraat
- hebt verpraat
- heeft verpraat
- hebben verpraat
- hebben verpraat
- hebben verpraat
v.v.t.
- had verpraat
- had verpraat
- had verpraat
- hadden verpraat
- hadden verpraat
- hadden verpraat
o.t.t.t.
- zal verpraten
- zult verpraten
- zal verpraten
- zullen verpraten
- zullen verpraten
- zullen verpraten
o.v.t.t.
- zou verpraten
- zou verpraten
- zou verpraten
- zouden verpraten
- zouden verpraten
- zouden verpraten
diversen
- verpraat!
- verpraat!
- verpraat
- verpratend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verpraten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
bavarder | verbabbelen; verpraten | babbelen; bomen; communiceren; converseren; een conversatie hebben; ijlen; in contact staan; kakelen; keuvelen; klappen; kletsen; kouten; kwebbelen; kwekken; kwetteren; kwijlen; leuteren; onzin uitkramen; onzin verkopen; praten; raaskallen; snateren; spreken; wartaal spreken; wauwelen; zeveren; zwammen |
perdre son temps à causer | verbabbelen; verpraten |