Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. uitsluitend:
  2. uitsluiten:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitsluitend from Dutch to French

uitsluitend:


Translation Matrix for uitsluitend:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
exclusif alleen; enig; enkel; exclusief; uitsluitend apart; bijzonder; dierbaar; enig; enig in zijn soort; exclusief; favoriete; geselecteerd; lievelings; onvergelijkbaar; onvergelijkelijk; select; speciaal; toegenegen; uniek; verkoren
ModifierRelated TranslationsOther Translations
exclusivement alleen; enig; enkel; exclusief; uitsluitend apart; bijzonder; enig; enig in zijn soort; exclusief; louter; onvergelijkbaar; onvergelijkelijk; select; speciaal; uniek
unique alleen; enig; enkel; exclusief; uitsluitend apart; bijzonder; dolletjes; eenmalig; enig; enig in zijn soort; enkel; onvergelijkbaar; onvergelijkelijk; uniek
uniquement alleen; enig; enkel; exclusief; uitsluitend alleen maar; apart; bijzonder; eenmalig; enig; enig in zijn soort; enkel; louter; onvergelijkbaar; onvergelijkelijk; slechts; uniek

Related Definitions for "uitsluitend":

  1. enkel en alleen1
    • deze schommel is uitsluitend voor kinderen1

Wiktionary Translations for uitsluitend:

uitsluitend
adjective
  1. geen ruimte voor andere mogelijkheden latend
    • uitsluitendseul
uitsluitend
  1. Uniquement, rien que… (sens général)

Cross Translation:
FromToVia
uitsluitend exclusivement exclusively — to the exclusion of anything or anyone else

uitsluiten:

uitsluiten verb (sluit uit, sloot uit, sloten uit, uitgesloten)

  1. uitsluiten (buitensluiten)
    exclure; repousser; excepter; chasser; éliminer; refuser la porte
    • exclure verb (exclus, exclut, excluons, excluez, )
    • repousser verb (repousse, repousses, repoussons, repoussez, )
    • excepter verb (excepte, exceptes, exceptons, exceptez, )
    • chasser verb (chasse, chasses, chassons, chassez, )
    • éliminer verb (élimine, élimines, éliminons, éliminez, )
  2. uitsluiten (diskwalificeren; royeren)
    disqualifier; exclure; rayer; radier
    • disqualifier verb (disqualifie, disqualifies, disqualifions, disqualifiez, )
    • exclure verb (exclus, exclut, excluons, excluez, )
    • rayer verb (raye, rayes, rayons, rayez, )
    • radier verb (radie, radies, radions, radiez, )

Conjugations for uitsluiten:

o.t.t.
  1. sluit uit
  2. sluit uit
  3. sluit uit
  4. sluiten uit
  5. sluiten uit
  6. sluiten uit
o.v.t.
  1. sloot uit
  2. sloot uit
  3. sloot uit
  4. sloten uit
  5. sloten uit
  6. sloten uit
v.t.t.
  1. heb uitgesloten
  2. hebt uitgesloten
  3. heeft uitgesloten
  4. hebben uitgesloten
  5. hebben uitgesloten
  6. hebben uitgesloten
v.v.t.
  1. had uitgesloten
  2. had uitgesloten
  3. had uitgesloten
  4. hadden uitgesloten
  5. hadden uitgesloten
  6. hadden uitgesloten
o.t.t.t.
  1. zal uitsluiten
  2. zult uitsluiten
  3. zal uitsluiten
  4. zullen uitsluiten
  5. zullen uitsluiten
  6. zullen uitsluiten
o.v.t.t.
  1. zou uitsluiten
  2. zou uitsluiten
  3. zou uitsluiten
  4. zouden uitsluiten
  5. zouden uitsluiten
  6. zouden uitsluiten
en verder
  1. ben uitgesloten
  2. bent uitgesloten
  3. is uitgesloten
  4. zijn uitgesloten
  5. zijn uitgesloten
  6. zijn uitgesloten
diversen
  1. sluit uit!
  2. sluit uit!
  3. uitgesloten
  4. uitsluitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitsluiten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
chasser buitensluiten; uitsluiten afhouden; afnemen; afzonderen; bannen; bezweren; ecarteren; jachten; lichten; opdrijven; ophitsen; opjagen; uitbannen; uitdrijven; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; voortjagen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegjagen; wegnemen; wegwerken; weren
disqualifier diskwalificeren; royeren; uitsluiten iemand schrappen; royeren
excepter buitensluiten; uitsluiten uitzonderen
exclure buitensluiten; diskwalificeren; royeren; uitsluiten iemand schrappen; royeren; uitgooien; uitwerpen; uitzonderen
radier diskwalificeren; royeren; uitsluiten iemand schrappen; royeren
rayer diskwalificeren; royeren; uitsluiten bekrassen; belijnen; doorhalen; doorstrepen; iemand schrappen; liniëren; royeren; schrappen; strepen; strepen trekken; van lijnen voorzien
refuser la porte buitensluiten; uitsluiten
repousser buitensluiten; uitsluiten abstineren; afduwen; afhouden; afketsen; afkeuren; afnemen; afschepen; afschrikken; afslaan; afstemmen; afweren; afwijzen; afwimpelen; afzonderen; bang maken; bedanken; ecarteren; evacueren; laten passeren; leegruimen; lichten; onthouden; ontruimen; opduwen; opschorten; opschuiven; plaats maken; rekken; schuivend verplaatsen; terugdrijven; terugdringen; terughouden; terugwijzen; uitstellen; verdedigen; verplaatsen; verschrikken; verschuiven; versmaden; verstoten; vertragen; vervreemden; verweren; verwerpen; verwijderen; verzetten; voor zich uitschuiven; wegbrengen; wegdoen; wegdringen; wegdrukken; wegduwen; weghalen; wegnemen; wegschuiven; wegstemmen; wegsturen; wegwerken; weren
éliminer buitensluiten; uitsluiten verwaarlozen; wegcijferen

Wiktionary Translations for uitsluiten:

uitsluiten
verb
  1. niet langer tot de mogelijkheden rekenen

Cross Translation:
FromToVia
uitsluiten faire une exception; excepter except — to exclude
uitsluiten exclure preclude — rule out
uitsluiten bannir; exclure proscribe — banish or exclude
uitsluiten exclure; interdire rule out — to make something impossible