Dutch

Detailed Translations for toetsen from Dutch to French

toetsen:

toetsen verb (toets, toetst, toetste, toetsten, getoetst)

  1. toetsen (examineren; testen; overhoren)
    interroger; examiner; faire passer un examen; tester; soumettre à un test; contrôler; inspecter; enquêter; faire subir un test
    • interroger verb (interroge, interroges, interrogeons, interrogez, )
    • examiner verb (examine, examines, examinons, examinez, )
    • tester verb (teste, testes, testons, testez, )
    • contrôler verb (contrôle, contrôles, contrôlons, contrôlez, )
    • inspecter verb (inspecte, inspectes, inspectons, inspectez, )
    • enquêter verb (enquête, enquêtes, enquêtons, enquêtez, )
  2. toetsen (uittesten; testen; uitproberen)
    tester; expérimenter; faire subir un test; soumettre à un test; mettre à l'épreuve; mettre à l'essai
    • tester verb (teste, testes, testons, testez, )
    • expérimenter verb (expérimente, expérimentes, expérimentons, expérimentez, )

Conjugations for toetsen:

o.t.t.
  1. toets
  2. toetst
  3. toetst
  4. toetsen
  5. toetsen
  6. toetsen
o.v.t.
  1. toetste
  2. toetste
  3. toetste
  4. toetsten
  5. toetsten
  6. toetsten
v.t.t.
  1. heb getoetst
  2. hebt getoetst
  3. heeft getoetst
  4. hebben getoetst
  5. hebben getoetst
  6. hebben getoetst
v.v.t.
  1. had getoetst
  2. had getoetst
  3. had getoetst
  4. hadden getoetst
  5. hadden getoetst
  6. hadden getoetst
o.t.t.t.
  1. zal toetsen
  2. zult toetsen
  3. zal toetsen
  4. zullen toetsen
  5. zullen toetsen
  6. zullen toetsen
o.v.t.t.
  1. zou toetsen
  2. zou toetsen
  3. zou toetsen
  4. zouden toetsen
  5. zouden toetsen
  6. zouden toetsen
en verder
  1. ben getoetst
  2. bent getoetst
  3. is getoetst
  4. zijn getoetst
  5. zijn getoetst
  6. zijn getoetst
diversen
  1. toets!
  2. toetst!
  3. getoetst
  4. toetsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for toetsen:

NounRelated TranslationsOther Translations
examiner bezichtigen; bezichtiging
VerbRelated TranslationsOther Translations
contrôler examineren; overhoren; testen; toetsen beheersen; bekijken; beteugelen; bezichtigen; checken; controleren; de overhand hebben; domineren; inspecteren; intomen; leerstof beheersen; nagaan; nakijken; natrekken; onder de knie hebben; overheersen; verifieren; verifiëren; zekerstellen
enquêter examineren; overhoren; testen; toetsen controleren; nagaan; nakijken; naspeuring doen; navragen; rechercheren; snuffelen; speuren
examiner examineren; overhoren; testen; toetsen aankijken; aanschouwen; aftasten; afwegen; bekijken; beproeven; beschouwen; bezichtigen; bezien; blikken; blikken werpen; checken; controleren; doordenken; doorvorsen; examineren; gadeslaan; inkijken; inspecteren; inzien; keuren; monsteren; monsters nemen; nagaan; nakijken; naspeuren; naspeuring doen; nasporen; natrekken; onderzoeken; overdenken; overwegen; rechercheren; schouwen; snuffelen; speuren; testen; toeschouwen; verifiëren; verkennen
expérimenter testen; toetsen; uitproberen; uittesten experimenteren
faire passer un examen examineren; overhoren; testen; toetsen beproeven; examen afnemen; keuren; onderzoeken; testen
faire subir un test examineren; overhoren; testen; toetsen; uitproberen; uittesten beproeven; controleren; keuren; nagaan; nakijken; onderzoeken; testen
inspecter examineren; overhoren; testen; toetsen aanschouwen; bekijken; beproeven; bezichtigen; bezien; controleren; doorvorsen; examineren; inspecteren; keuren; monsteren; monsters nemen; nagaan; nakijken; naspeuren; naspeuring doen; nasporen; onderzoeken; overzien; rechercheren; schouwen; snuffelen; speuren; testen
interroger examineren; overhoren; testen; toetsen doorvragen; doorzagen; interpelleren; ondervragen; overhoren; uithoren; uitvorsen; uitvragen; verhoren
mettre à l'essai testen; toetsen; uitproberen; uittesten beproeven; op de proef stellen
mettre à l'épreuve testen; toetsen; uitproberen; uittesten beproeven; controleren; keuren; nagaan; nakijken; onderzoeken; op de proef stellen; testen
soumettre à un test examineren; overhoren; testen; toetsen; uitproberen; uittesten beproeven; controleren; keuren; nagaan; nakijken; onderzoeken; proberen; testen; uitproberen
tester examineren; overhoren; testen; toetsen; uitproberen; uittesten beproeven; controleren; keuren; nagaan; nakijken; onderzoeken; proberen; testen; uitproberen

Related Words for "toetsen":


Wiktionary Translations for toetsen:

toetsen
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens

Cross Translation:
FromToVia
toetsen contrôler prüfen — (transitiv) feststellen, inwiefern einer Bedingung genügt wird
toetsen tester try — to put to test

toetsen form of toets:

toets [de ~ (m)] noun

  1. de toets (proefwerk; test; repetitie)
    le test; l'épreuve écrite; l'examen; l'interrogation écrite; la composition
  2. de toets (computertoets)
  3. de toets
    la touche

Translation Matrix for toets:

NounRelated TranslationsOther Translations
composition proefwerk; repetitie; test; toets assemblage; assembleren; bijeenlegging; bouw; brokje; compositie; constitutie; constructie; eindje; eindscriptie; essay; fragmentje; gestel; intonatie; klein stukje; modulatie; montage; opbouw; opbouwen; opstel; ordening; organisatie; partje; samengesteld geheel; samenstelling; samenstelling taalkunde; samenvoeging; scriptie; snippertje; stembuiging; structuur; stukje; systeem; toonval; toonzetting; verhandeling; verslag; werkstuk; zetsels; zetten; zetwerk
examen proefwerk; repetitie; test; toets check up; inspectie; navorsing; onderzoek; proef; schoolexamen; test
interrogation écrite proefwerk; repetitie; test; toets
test proefwerk; repetitie; test; toets experiment; inspanning; poging; probeersel; proef; proefdraaien; proefneming; test
touche toets zijlijn
épreuve computertoets; toets beproeving; boetedoening; boetstraf; drukproef; eindscriptie; ernstige toetsing; leeroefening; opgave; proefdruk; scriptie; verhandeling; werkstuk
épreuve d'ordinateur computertoets; toets
épreuve écrite computertoets; proefwerk; repetitie; test; toets tentamen; universitair examen

Related Words for "toets":


Related Definitions for "toets":

  1. knop die je moet indrukken1
    • we hebben een telefoon met druktoetsen1
  2. onderzoek naar kennis van leerlingen1
    • we hebben vandaag een toets voor wiskunde1

Wiktionary Translations for toets:

toets
noun
  1. Pièces d’ébène, d’ivoire, qui composent le clavier d’un orgue, d’un piano, d’un clavecin, etc

Cross Translation:
FromToVia
toets bouton button — a mechanical device meant to be pressed with a finger
toets examen examination — formal test
toets touche fingerboard — part of musical instrument
toets touche key — button on a typewriter or computer keyboard
toets touche key — part of a piano or musical keyboard

Related Translations for toetsen