Home ->Dictionaries ->Dutch/French ->Translate toegangen

Translate toegangen from Dutch to French

Summary

Dutch to French: more detail...

toegangen:
- accès
toegang:
- accès; entrée; admission; porte
Wiktionary:
- toegang → accès, abord, entrée
- toegang → accès, entrée

Dutch

Detailed Translations for toegangen from Dutch to French

toegangen:

toegangen [de ~] noun, plural

de toegangen
l'accès
- accès [le ~] noun

Translation Matrix for toegangen:

Noun	Related Translations	Other Translations
accès	toegangen	aanvallen; apoplexie; attaque; attaques; beroerte; beroertes; deur; entree; hersenbloeding; huisdeur; ingang; inlaat; inrit; oprijlaan; oprit; toegang; treffer

Related Words for "toegangen":

toegang

toegangen form of toegang:

toegang [de ~ (m)] noun

de toegang (entree; ingang; inlaat)
l'accès; l'entrée; l'admission; la porte
- accès [le ~] noun
- entrée [la ~] noun
- admission [la ~] noun
- porte [la ~] noun
de toegang
l'accès
- accès [le ~] noun

Translation Matrix for toegang:

Noun	Related Translations	Other Translations
accès	entree; ingang; inlaat; toegang	aanvallen; apoplexie; attaque; attaques; beroerte; beroertes; deur; hersenbloeding; huisdeur; inrit; oprijlaan; oprit; toegangen; treffer
admission	entree; ingang; inlaat; toegang	akkoord; entree; entreeprijs; fiat; goedkeuring; goedvinden; permissie; plaatsing van artikel; toe-eigening; toegangsprijs; toekenning; toelating; toestemming; toewijzing; verlening
entrée	entree; ingang; inlaat; toegang	aankomst; binnengaan; binnenkomst; deur; dorpel; drempel; entree; entreehal; hal; import; inkomst; inrit; instappen; intocht; intrede; invaart; invoer; komst; narthex; ontvangstruimte; oprijlaan; oprit; portiek; receptiekamer; ridderzaal; salon; tussenkamer; vermelding; voorgerecht; voorhal
porte	entree; ingang; inlaat; toegang	deur; gate; poort; stadspoort

Related Words for "toegang":

toegangen

Wiktionary Translations for toegang:

toegang

noun

plaats waarlangs men ergens binnen kan gaan
- toegang → accès

toegang

noun

(vieilli) action d’arriver au bord, de toucher le rivage.
- abord → landing; toegang; nadering; binnengaan; entree; intrede; omgeving; ontmoeting; kennismaking; betrekking; verhouding; verstandhouding; omgang; verband; verkeer; ontvangst; acceptatie; aanneming; aanvaarding
Action, endroit, ou facilité plus ou moins grande d’accéder dans un lieu, physique ou virtuel.
- accès → binnengaan; entree; intrede; toegang; aanval; offensief; vlaag; attaque; heenweg
endroit par où l’on entrer dans un lieu.
- entrée → binnengaan; entree; intrede; toegang

Cross Translation:

From	To	Via
• toegang	→ accès	↔ access — way or means of approaching
• toegang	→ entrée; accès	↔ entry — permission to enter