Summary


Dutch

Detailed Translations for periode from Dutch to French

periode:

periode [de ~ (v)] noun

  1. de periode (tijdperk; epoch; epoche; )
    la période; l'époque; le temps; l'ère; l'an; la saison; le cycle
  2. de periode (termijn; tijdsduur; tijdsbestek)
    la période; le laps de temps; le délai; le temps d'écoulement

Translation Matrix for periode:

NounRelated TranslationsOther Translations
an epoch; epoche; era; periode; tijdperk; tijdsgewricht; tijdsverloop; tijdvak jaar; tijdsperiode
cycle epoch; epoche; era; periode; tijdperk; tijdsgewricht; tijdsverloop; tijdvak aaneenschakeling; cyclus; fase; fiets; keten; ketting; kringloop; ontwikkelingsstadium; reeks; rijwiel; serie; snoer; stadium; tijdkring
délai periode; termijn; tijdsbestek; tijdsduur doorlooptijd; levertijd; oponthoud; respijt; sluitingstermijn; termijn; tijdlimiet; uitstel; verlet; vertraging
laps de temps periode; termijn; tijdsbestek; tijdsduur afdrukmarge; duur; lengte; marge; poos; poosje; spanne tijds; tijdruimte; tijdsbestekken; tijdsduur; tijdspanne; tijdsruimte
période epoch; epoche; era; periode; termijn; tijdperk; tijdsbestek; tijdsduur; tijdsgewricht; tijdsverloop; tijdvak fase; interim; ontwikkelingsstadium; poosje; stadium; tussenpoos; tussentijd
saison epoch; epoche; era; periode; tijdperk; tijdsgewricht; tijdsverloop; tijdvak jaargetijde; seizoen
temps epoch; epoche; era; periode; tijdperk; tijdsgewricht; tijdsverloop; tijdvak fase; interim; klimaat; ontwikkelingsstadium; poosje; stadium; tijd; tussenpoos; tussentijd; weer; weersgesteldheid; weersomstandigheden
temps d'écoulement periode; termijn; tijdsbestek; tijdsduur aflooptijd; sluitingstijd
ère epoch; epoche; era; periode; tijdperk; tijdsgewricht; tijdsverloop; tijdvak era; jaartelling; tijdrekening
époque epoch; epoche; era; periode; tijdperk; tijdsgewricht; tijdsverloop; tijdvak eeuw; fase; honderd jaar; ontwikkelingsstadium; poosje; stadium
- poos; tijd
OtherRelated TranslationsOther Translations
temps weer

Related Words for "periode":


Synonyms for "periode":


Related Definitions for "periode":

  1. reeks van momenten1
    • het was een drukke periode1

Wiktionary Translations for periode:

periode
noun
  1. tijdperk
  2. menstruatie
  3. repeterende getallenreeks
  4. cyclus
periode
noun
  1. temps qu’une chose met à accomplir les phases de sa durée.

Cross Translation:
FromToVia
periode époque; période; ère era — time period
periode période period — history: period of time seen as coherent entity
periode période; cycle period — length of time during which something repeats
periode période Zeitraum — eine abgegrenzte, abgeschlossene, genau bestimmte Zeit