Dutch
Detailed Translations for omlaagrijden from Dutch to French
omlaagrijden:
-
omlaagrijden (afrijden; eraf rijden; naar beneden rijden)
descendre; conduire en bas-
descendre verb (descends, descend, descendons, descendez, descendent, descendais, descendait, descendions, descendiez, descendaient, descendis, descendit, descendîmes, descendîtes, descendirent, descendrai, descendras, descendra, descendrons, descendrez, descendront)
-
conduire en bas verb
-
Conjugations for omlaagrijden:
o.t.t.
- rijd omlaag
- rijdt omlaag
- rijdt omlaag
- rijden omlaag
- rijden omlaag
- rijden omlaag
o.v.t.
- reed omlaag
- reed omlaag
- reed omlaag
- reden omlaag
- reden omlaag
- reden omlaag
v.t.t.
- ben omlaaggereden
- bent omlaaggereden
- is omlaaggereden
- zijn omlaaggereden
- zijn omlaaggereden
- zijn omlaaggereden
v.v.t.
- was omlaaggereden
- was omlaaggereden
- was omlaaggereden
- waren omlaaggereden
- waren omlaaggereden
- waren omlaaggereden
o.t.t.t.
- zal omlaagrijden
- zult omlaagrijden
- zal omlaagrijden
- zullen omlaagrijden
- zullen omlaagrijden
- zullen omlaagrijden
o.v.t.t.
- zou omlaagrijden
- zou omlaagrijden
- zou omlaagrijden
- zouden omlaagrijden
- zouden omlaagrijden
- zouden omlaagrijden
diversen
- rijd omlaag!
- rijdt omlaag!
- omlaaggereden
- omlaagrijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze