Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. hausse:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for hausse from Dutch to French

hausse:

hausse [de ~ (v)] noun

  1. de hausse (hoogconjunctuur; bloei)
    l'hausse; l'essor; l'haute conjoncture; le développement; la croissance; le boom

Translation Matrix for hausse:

NounRelated TranslationsOther Translations
boom bloei; hausse; hoogconjunctuur bloei; groei; ontplooiing; ontwikkeling; wasdom
croissance bloei; hausse; hoogconjunctuur aangroei; aangroeiing; aanplant; aanwas; aanwassen; aanwinst; aanzwellen; begroeiing; bloei; expansie; gewas; groei; groeien; groeiproces; groter worden; ontplooiing; ontwikkeling; schaalvergroting; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; uitdijen; uitdijing; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking; wasdom
développement bloei; hausse; hoogconjunctuur beschaven; bloei; cultiveren; effect; geestelijke vorming; groei; groeien; groeiproces; hervorming; omkeer; omschakeling; omwisselen; ontplooiing; ontwikkelen; ontwikkeling; ontwikkelingsgang; ontwikkeltijd; progressie; schaalvergroting; transformatie; uitwerking; veranderen; verandering; verloop; voortgang; vooruitgang; vordering; vormen; vorming; wasdom; wending; wijzigen; wijziging
essor bloei; hausse; hoogconjunctuur bloei; bloeiperiode; bloeiseizoen; bloeitijd; gouden eeuw; groei; ontplooiing; ontwikkeling; wasdom
hausse bloei; hausse; hoogconjunctuur aangroei; aangroeiing; aanwas; aanwinst; bloei; expansie; groei; groter worden; herleving; ontplooiing; ontwikkeling; opbloei; opleving; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking; wasdom
haute conjoncture bloei; hausse; hoogconjunctuur

Related Words for "hausse":

  • hausses

Wiktionary Translations for hausse:


Cross Translation:
FromToVia
hausse boom boom — period of prosperity