Dutch

Detailed Translations for gebogen from Dutch to French

gebogen:


gebogen form of buigen:

buigen verb (buig, buigt, boog, bogen, gebogen)

  1. buigen (krombuigen)
    fléchir; arquer; recourber; cambrer; courber; déjeter
    • fléchir verb (fléchis, fléchit, fléchissons, fléchissez, )
    • arquer verb (arque, arques, arquons, arquez, )
    • recourber verb (recourbe, recourbes, recourbons, recourbez, )
    • cambrer verb (cambre, cambres, cambrons, cambrez, )
    • courber verb (courbe, courbes, courbons, courbez, )
    • déjeter verb
  2. buigen (eer betuigen)
    plier; fléchir; honorer; cambrer; courber
    • plier verb (plie, plies, plions, pliez, )
    • fléchir verb (fléchis, fléchit, fléchissons, fléchissez, )
    • honorer verb (honore, honores, honorons, honorez, )
    • cambrer verb (cambre, cambres, cambrons, cambrez, )
    • courber verb (courbe, courbes, courbons, courbez, )
  3. buigen (welven; krommen)
    plier; recourber; courber; s'incliner; se courber; s'incurver
    • plier verb (plie, plies, plions, pliez, )
    • recourber verb (recourbe, recourbes, recourbons, recourbez, )
    • courber verb (courbe, courbes, courbons, courbez, )
    • s'incliner verb
    • se courber verb
    • s'incurver verb
  4. buigen (krommen; krom buigen)
    plier; se tordre; courber; se courber; recourber; se voûter; fléchir; s'incliner; s'incurver
    • plier verb (plie, plies, plions, pliez, )
    • se tordre verb
    • courber verb (courbe, courbes, courbons, courbez, )
    • se courber verb
    • recourber verb (recourbe, recourbes, recourbons, recourbez, )
    • se voûter verb
    • fléchir verb (fléchis, fléchit, fléchissons, fléchissez, )
    • s'incliner verb
    • s'incurver verb
  5. buigen (eerbied tonen)
    respecter; s'incliner; avoir du respect pour quelqu'un; témoigner du respect à quelqu'un

Conjugations for buigen:

o.t.t.
  1. buig
  2. buigt
  3. buigt
  4. buigen
  5. buigen
  6. buigen
o.v.t.
  1. boog
  2. boog
  3. boog
  4. bogen
  5. bogen
  6. bogen
v.t.t.
  1. heb gebogen
  2. hebt gebogen
  3. heeft gebogen
  4. hebben gebogen
  5. hebben gebogen
  6. hebben gebogen
v.v.t.
  1. had gebogen
  2. had gebogen
  3. had gebogen
  4. hadden gebogen
  5. hadden gebogen
  6. hadden gebogen
o.t.t.t.
  1. zal buigen
  2. zult buigen
  3. zal buigen
  4. zullen buigen
  5. zullen buigen
  6. zullen buigen
o.v.t.t.
  1. zou buigen
  2. zou buigen
  3. zou buigen
  4. zouden buigen
  5. zouden buigen
  6. zouden buigen
en verder
  1. ben gebogen
  2. bent gebogen
  3. is gebogen
  4. zijn gebogen
  5. zijn gebogen
  6. zijn gebogen
diversen
  1. buig!
  2. buigt!
  3. gebogen
  4. buigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for buigen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
arquer buigen; krombuigen
avoir du respect pour quelqu'un buigen; eerbied tonen
cambrer buigen; eer betuigen; krombuigen
courber buigen; eer betuigen; krom buigen; krombuigen; krommen; welven doorbuigen; doorzakken; krom buigen; neigen; ombuigen; overhellen; overhellen tot een denkwijze; tenderen naar; uitwringen; verbuigen; wringen
déjeter buigen; krombuigen
fléchir buigen; eer betuigen; krom buigen; krombuigen; krommen doorbuigen; doorzakken; neigen; omknikken; overhellen; overhellen tot een denkwijze; tenderen naar; uitwringen; wringen
honorer buigen; eer betuigen achten; appreciëren; de hemel in prijzen; eer aandoen; eer bewijzen; eerbied bewijzen; eerbiedigen; eren; hemelhoog prijzen; hoogachten; hoogschatten; hulde bewijzen; huldigen; in ere houden; lofprijzen; met een roze bril bezien; op prijs stellen; ophemelen; respecteren; romantiseren; sieren; tot eer strekken; verheerlijken; waarderen
plier buigen; eer betuigen; krom buigen; krommen; welven krom buigen; neigen; ombuigen; omknikken; omvouwen; ontvouwen; openspreiden; openvouwen; opvouwen; overhellen; overhellen tot een denkwijze; plooien; samenvouwen; ten dele vouwen; tenderen naar; toevouwen; uitklappen; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen; uitwringen; verbuigen; vouwen; wringen
recourber buigen; krom buigen; krombuigen; krommen; welven neigen; overhellen; overhellen tot een denkwijze; tenderen naar; uitwringen; wringen
respecter buigen; eerbied tonen achten; appreciëren; eerbiedigen; hoogachten; hoogschatten; houden aan; in acht nemen; nakomen; ontzien; op prijs stellen; opkijken tegen; respecteren; sparen; verschonen; waarderen
s'incliner buigen; eerbied tonen; krom buigen; krommen; welven hellen; neerbuigen; neigen; nijgen; overhellen; overhellen tot een denkwijze; tenderen naar; uitwringen; voorover buigen; voorover hellen; wringen
s'incurver buigen; krom buigen; krommen; welven instulpen
se courber buigen; krom buigen; krommen; welven
se tordre buigen; krom buigen; krommen zich wringen
se voûter buigen; krom buigen; krommen
témoigner du respect à quelqu'un buigen; eerbied tonen

Related Definitions for "buigen":

  1. eerbiedig groeten door hoofd en schouders voorover te doen1
    • Antonio heeft voor de koningin gebogen1
  2. het krom maken1
    • hij buigt het ijzer met een tang1

Wiktionary Translations for buigen:

buigen
verb
  1. krommend vervormen
buigen
Cross Translation:
FromToVia
buigen courber bend — to cause to shape into a curve
buigen courber; fléchir bow — to become bent
buigen courber bow — to bend a thing
buigen se prosterner; s'agenouiller kowtow — kneel such that forehead touches ground
buigen courber biegen — (transitiv): einen Gegenstand so verformen, dass sich die Krümmung des Gegenstands ändern

gebogen form of bogen:

bogen [de ~] noun, plural

  1. de bogen
    l'arches

bogen verb (boog, boogt, boogde, boogden, gebogen)

  1. bogen (zich kunnen beroemen op)

Conjugations for bogen:

o.t.t.
  1. boog
  2. boogt
  3. boogt
  4. bogen
  5. bogen
  6. bogen
o.v.t.
  1. boogde
  2. boogde
  3. boogde
  4. boogden
  5. boogden
  6. boogden
v.t.t.
  1. ben gebogen
  2. bent gebogen
  3. is gebogen
  4. zijn gebogen
  5. zijn gebogen
  6. zijn gebogen
v.v.t.
  1. was gebogen
  2. was gebogen
  3. was gebogen
  4. waren gebogen
  5. waren gebogen
  6. waren gebogen
o.t.t.t.
  1. zal bogen
  2. zult bogen
  3. zal bogen
  4. zullen bogen
  5. zullen bogen
  6. zullen bogen
o.v.t.t.
  1. zou bogen
  2. zou bogen
  3. zou bogen
  4. zouden bogen
  5. zouden bogen
  6. zouden bogen
diversen
  1. boog!
  2. boogt!
  3. gebogen
  4. bogend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bogen:

NounRelated TranslationsOther Translations
arches bogen
se vanter de beroemen
VerbRelated TranslationsOther Translations
se targuer de bogen; zich kunnen beroemen op
se vanter de bogen; zich kunnen beroemen op beroemen; bogen op; brallen; grootspreken; opscheppen; opsnijden; roem dragen; snoeven

Related Words for "bogen":


Wiktionary Translations for bogen:


Cross Translation:
FromToVia
bogen se vanter boast — to brag; to talk loudly in praise of oneself