Summary


Dutch

Detailed Translations for garanderen from Dutch to French

garanderen:

garanderen verb (garandeer, garandeert, garandeerde, garandeerden, gegarandeerd)

  1. garanderen (verzekeren; waarborgen; instaan voor; vast beloven)
    garantir; assurer; rassurer; certifier; être garant de; se porter garant; ratifier; répondre pour; se porter caution pour
    • garantir verb (garantis, garantit, garantissons, garantissez, )
    • assurer verb (assure, assures, assurons, assurez, )
    • rassurer verb (rassure, rassures, rassurons, rassurez, )
    • certifier verb (certifie, certifies, certifions, certifiez, )
    • ratifier verb (ratifie, ratifies, ratifions, ratifiez, )

Conjugations for garanderen:

o.t.t.
  1. garandeer
  2. garandeert
  3. garandeert
  4. garanderen
  5. garanderen
  6. garanderen
o.v.t.
  1. garandeerde
  2. garandeerde
  3. garandeerde
  4. garandeerden
  5. garandeerden
  6. garandeerden
v.t.t.
  1. heb gegarandeerd
  2. hebt gegarandeerd
  3. heeft gegarandeerd
  4. hebben gegarandeerd
  5. hebben gegarandeerd
  6. hebben gegarandeerd
v.v.t.
  1. had gegarandeerd
  2. had gegarandeerd
  3. had gegarandeerd
  4. hadden gegarandeerd
  5. hadden gegarandeerd
  6. hadden gegarandeerd
o.t.t.t.
  1. zal garanderen
  2. zult garanderen
  3. zal garanderen
  4. zullen garanderen
  5. zullen garanderen
  6. zullen garanderen
o.v.t.t.
  1. zou garanderen
  2. zou garanderen
  3. zou garanderen
  4. zouden garanderen
  5. zouden garanderen
  6. zouden garanderen
en verder
  1. is gegarandeerd
  2. zijn gegarandeerd
diversen
  1. garandeer!
  2. garandeert!
  3. gegarandeerd
  4. garanderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for garanderen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
assurer garanderen; instaan voor; vast beloven; verzekeren; waarborgen zekeren
certifier garanderen; instaan voor; vast beloven; verzekeren; waarborgen beweren; borg staan; borg zijn; garant staan; getuigen; instaan; instaan voor; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven
garantir garanderen; instaan voor; vast beloven; verzekeren; waarborgen borg staan; borg zijn; garant staan; instaan; instaan voor; vrijwaren
rassurer garanderen; instaan voor; vast beloven; verzekeren; waarborgen geruststellen
ratifier garanderen; instaan voor; vast beloven; verzekeren; waarborgen autoriseren; bekrachtigen; bestempelen; bevestigen; bezegelen; billijken; certificeren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; homologeren; merken; permitteren; ratificeren; toestaan; toestemmen in; waarmerken
répondre pour garanderen; instaan voor; vast beloven; verzekeren; waarborgen
se porter caution pour garanderen; instaan voor; vast beloven; verzekeren; waarborgen
se porter garant garanderen; instaan voor; vast beloven; verzekeren; waarborgen borg staan; instaan
être garant de garanderen; instaan voor; vast beloven; verzekeren; waarborgen aansprakelijk zijn; aansprakelijk zijn voor; verantwoordelijkheid dragen

Wiktionary Translations for garanderen:

garanderen
verb
  1. de uitkomst ergens van verzekeren
garanderen
Cross Translation:
FromToVia
garanderen garantir guarantee — to assure that something will get done right