Dutch
Detailed Translations for erdoor loodsen from Dutch to French
erdoor loodsen:
-
erdoor loodsen
diriger; guider; piloter à travers-
diriger verb (dirige, diriges, dirigeons, dirigez, dirigent, dirigeais, dirigeait, dirigions, dirigiez, dirigeaient, dirigeai, dirigeas, dirigea, dirigeâmes, dirigeâtes, dirigèrent, dirigerai, dirigeras, dirigera, dirigerons, dirigerez, dirigeront)
-
guider verb (guide, guides, guidons, guidez, guident, guidais, guidait, guidions, guidiez, guidaient, guidai, guidas, guida, guidâmes, guidâtes, guidèrent, guiderai, guideras, guidera, guiderons, guiderez, guideront)
-
piloter à travers verb
-
Conjugations for erdoor loodsen:
o.t.t.
- loods erdoor
- loodst erdoor
- loodst erdoor
- loodsen erdoor
- loodsen erdoor
- loodsen erdoor
o.v.t.
- loodste erdoor
- loodste erdoor
- loodste erdoor
- loodsten erdoor
- loodsten erdoor
- loodsten erdoor
v.t.t.
- heb erdoor geloodst
- hebt erdoor geloodst
- heeft erdoor geloodst
- hebben erdoor geloodst
- hebben erdoor geloodst
- hebben erdoor geloodst
v.v.t.
- had erdoor geloodst
- had erdoor geloodst
- had erdoor geloodst
- hadden erdoor geloodst
- hadden erdoor geloodst
- hadden erdoor geloodst
o.t.t.t.
- zal erdoor loodsen
- zult erdoor loodsen
- zal erdoor loodsen
- zullen erdoor loodsen
- zullen erdoor loodsen
- zullen erdoor loodsen
o.v.t.t.
- zou erdoor loodsen
- zou erdoor loodsen
- zou erdoor loodsen
- zouden erdoor loodsen
- zouden erdoor loodsen
- zouden erdoor loodsen
en verder
- ben erdoor geloodst
- bent erdoor geloodst
- is erdoor geloodst
- zijn erdoor geloodst
- zijn erdoor geloodst
- zijn erdoor geloodst
diversen
- loods erdoor!
- loodst erdoor!
- erdoor geloodst
- erdoor loodsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for erdoor loodsen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
diriger | erdoor loodsen | aansturen; aanvoeren; administreren; begeleiden; beheren; besturen; bevel voeren over; bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; gezaghebben; heersen; karren; leiden; leiding geven; leidinggeven; macht uitoefenen; managen; meevoeren; opdragen; overheersen; regeren; rijden; verordenen; voeren; voorzitten |
guider | erdoor loodsen | begeleiden; leiden; meevoeren; voeren |
piloter à travers | erdoor loodsen |