Dutch

Detailed Translations for bijeenzamelen from Dutch to French

bijeenzamelen:

bijeenzamelen verb

  1. bijeenzamelen (verzamelen; vergaren; sparen; opeenhopen; oppotten)
    collectionner; cueillir; épargner; rassembler; économiser; recueillir; conserver; ramasser; amasser; faire des économies
    • collectionner verb (collectionne, collectionnes, collectionnons, collectionnez, )
    • cueillir verb (cueille, cueilles, cueillons, cueillez, )
    • épargner verb (épargne, épargnes, épargnons, épargnez, )
    • rassembler verb (rassemble, rassembles, rassemblons, rassemblez, )
    • économiser verb (économise, économises, économisons, économisez, )
    • recueillir verb (recueille, recueilles, recueillons, recueillez, )
    • conserver verb (conserve, conserves, conservons, conservez, )
    • ramasser verb (ramasse, ramasses, ramassons, ramassez, )
    • amasser verb (amasse, amasses, amassons, amassez, )

Translation Matrix for bijeenzamelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
amasser bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen accumuleren; bijeen drommen; bijeenschrapen; bijeenzoeken; hamsteren; hopen; inzamelen; op bankrekening zetten; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; oppakken; oppikken; oppotten; oprapen; opsnappen; opstapelen; opzij leggen; potten; sparen; stapelen; vergaren; verzamelen
collectionner bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen op bankrekening zetten; sparen
conserver bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen balsemen; behoeden; behouden; beschermen; bewaren; conserveren; deponeren; financieel steunen; gevangen zetten; handhaven; in bescherming nemen; in blik conserveren; in de cel zetten; in stand houden; inbalsemen; inblikken; inleggen; inmaken; inpekelen; instandhouden; interneren; inzouten; isoleren; onderhouden; opslaan; opsluiten; opzouten; stand houden; vastzetten; verduurzamen
cueillir bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen afplukken; oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen; plukken
faire des économies bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen op bankrekening zetten; sparen
ramasser bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen aannemen; aanvaarden; accepteren; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; bij elkaar vegen; bijeenrapen; bijeenzoeken; in ontvangst nemen; inzamelen; meenemen; ontvangen; ophalen; oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen; vergaren; verzamelen; weghalen; wegnemen
rassembler bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen bij elkaar brengen; bijeen dragen; bijeen roepen; bijeenbrengen; bijeenroepen; bijeenzoeken; concentreren; convoceren; inzamelen; op bankrekening zetten; samenbrengen; samenroepen; scharen; sparen; verenigen; vergaren; verzamelen
recueillir bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen afhalen; afnemen; meenemen; oogsten; op bankrekening zetten; ophalen; oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen; plukken; sparen; verzamelen; weghalen; wegnemen
économiser bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen besparen; bezuinigen; geld besparen; korten; krom buigen; matigen; minder gebruiken; ombuigen; op bankrekening zetten; opsparen; sparen; verbuigen; zuinig zijn
épargner bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen besparen; bezuinigen; geld besparen; in acht nemen; korten; matigen; minder gebruiken; ontzien; op bankrekening zetten; opsparen; sparen; verschonen; zuinig zijn