Dutch

Detailed Translations for besluipen from Dutch to French

besluipen:

besluipen verb (besluip, besluipt, besloop, beslopen, beslopen)

  1. besluipen (tijgeren; bekruipen)

Conjugations for besluipen:

o.t.t.
  1. besluip
  2. besluipt
  3. besluipt
  4. besluipen
  5. besluipen
  6. besluipen
o.v.t.
  1. besloop
  2. besloop
  3. besloop
  4. beslopen
  5. beslopen
  6. beslopen
v.t.t.
  1. heb beslopen
  2. hebt beslopen
  3. heeft beslopen
  4. hebben beslopen
  5. hebben beslopen
  6. hebben beslopen
v.v.t.
  1. had beslopen
  2. had beslopen
  3. had beslopen
  4. hadden beslopen
  5. hadden beslopen
  6. hadden beslopen
o.t.t.t.
  1. zal besluipen
  2. zult besluipen
  3. zal besluipen
  4. zullen besluipen
  5. zullen besluipen
  6. zullen besluipen
o.v.t.t.
  1. zou besluipen
  2. zou besluipen
  3. zou besluipen
  4. zouden besluipen
  5. zouden besluipen
  6. zouden besluipen
diversen
  1. besluip!
  2. besluipt!
  3. beslopen
  4. besluipend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

besluipen [znw.] noun

  1. besluipen (bekruipen)
    la prise

Translation Matrix for besluipen:

NounRelated TranslationsOther Translations
prise bekruipen; besluipen aangrijpen; aanklampen; aanpakken; aanvatten; beetnemen; beetpakken; bemachtiging; greep; houvast; inneming; looprek; onderschepping; ondersteuning; oor; oor van een kopje; opname; opvang; overweldiging; steekcontact; stekker; stekkertje; steun; vangst; vastpakken; verovering
VerbRelated TranslationsOther Translations
approcher en rampant bekruipen; besluipen; tijgeren
ramper vers bekruipen; besluipen; tijgeren bekruipen; het gevoel krijgen
s'approcher subrepticement bekruipen; besluipen; tijgeren bekruipen; het gevoel krijgen
se glisser vers bekruipen; besluipen; tijgeren aansluipen; bekruipen; het gevoel krijgen; sluipend naderen; toesluipen