Summary
Dutch to French: more detail...
- aangeslagen:
- aanslaan:
-
Wiktionary:
- aangeslagen → à bout de souffle, éprouvé, mal en point, en difficulté, assiégé
- aanslaan → imposer, rebondir, saisir
Dutch
Detailed Translations for aangeslagen from Dutch to French
aangeslagen:
-
aangeslagen (gewond; gehavend)
blessé; avarié; en lambeaux; abîmé; endommagé; mangé des mites; délabré; détérioré; en pièces; variolé-
blessé adj
-
avarié adj
-
en lambeaux adj
-
abîmé adj
-
endommagé adj
-
mangé des mites adj
-
délabré adj
-
détérioré adj
-
en pièces adj
-
variolé adj
-
-
aangeslagen (kapot van; getroffen; geraakt; geëmotioneerd; aangedaan; geroerd; aangegrepen)
ému; affecté; touché; mis sens dessus dessous; émotionnel; émotionnable; émotif-
ému adj
-
affecté adj
-
touché adj
-
émotionnel adj
-
émotionnable adj
-
émotif adj
-
Translation Matrix for aangeslagen:
Related Words for "aangeslagen":
Wiktionary Translations for aangeslagen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aangeslagen | → à bout de souffle; éprouvé; mal en point; en difficulté; assiégé | ↔ beleaguered — beset by trouble or difficulty |
aangeslagen form of aanslaan:
-
aanslaan (taxeren)
enfoncer; évaluer; clouer; taxer-
enfoncer verb (enfonce, enfonces, enfonçons, enfoncez, enfoncent, enfonçais, enfonçait, enfoncions, enfonciez, enfonçaient, enfonçai, enfonças, enfonça, enfonçâmes, enfonçâtes, enfoncèrent, enfoncerai, enfonceras, enfoncera, enfoncerons, enfoncerez, enfonceront)
-
évaluer verb (évalue, évalues, évaluons, évaluez, évaluent, évaluais, évaluait, évaluions, évaluiez, évaluaient, évaluai, évaluas, évalua, évaluâmes, évaluâtes, évaluèrent, évaluerai, évalueras, évaluera, évaluerons, évaluerez, évalueront)
-
clouer verb (cloue, cloues, clouons, clouez, clouent, clouais, clouait, clouions, clouiez, clouaient, clouai, clouas, cloua, clouâmes, clouâtes, clouèrent, clouerai, cloueras, clouera, clouerons, clouerez, cloueront)
-
taxer verb (taxe, taxes, taxons, taxez, taxent, taxais, taxait, taxions, taxiez, taxaient, taxai, taxas, taxa, taxâmes, taxâtes, taxèrent, taxerai, taxeras, taxera, taxerons, taxerez, taxeront)
-
Conjugations for aanslaan:
o.t.t.
- sla aan
- slaat aan
- slaat aan
- slaan aan
- slaan aan
- slaan aan
o.v.t.
- sloeg aan
- sloeg aan
- sloeg aan
- sloegen aan
- sloegen aan
- sloegen aan
v.t.t.
- ben aangeslagen
- bent aangeslagen
- is aangeslagen
- zijn aangeslagen
- zijn aangeslagen
- zijn aangeslagen
v.v.t.
- was aangeslagen
- was aangeslagen
- was aangeslagen
- waren aangeslagen
- waren aangeslagen
- waren aangeslagen
o.t.t.t.
- zal aanslaan
- zult aanslaan
- zal aanslaan
- zullen aanslaan
- zullen aanslaan
- zullen aanslaan
o.v.t.t.
- zou aanslaan
- zou aanslaan
- zou aanslaan
- zouden aanslaan
- zouden aanslaan
- zouden aanslaan
diversen
- sla aan!
- slaat aan!
- aangeslagen
- aanslaande
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aanslaan:
Verb | Related Translations | Other Translations |
clouer | aanslaan; taxeren | aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; klinken; spijkeren; timmeren; vastklampen; vastklinken; vastnagelen; vastpakken; vastslaan; vastspijkeren |
enfoncer | aanslaan; taxeren | doordrukken; doorstoten; drukkend door iets heen brengen; heien; indrukken; induwen; inheien; inkloppen; intikken; intoetsen; intypen; kraken; losbreken; naar beneden drukken; neerdrukken; openbreken; openhakken; opentrappen |
taxer | aanslaan; taxeren | adviseren; afwegen; begroten; beraden; consideren; iets aanraden; iets overwegen; ingeven; overdenken; overwegen; raden; ramen; schatten; suggereren |
évaluer | aanslaan; taxeren | adviseren; afwegen; begroten; beraden; beramen; berekenen; consideren; iets aanraden; iets overwegen; ingeven; overdenken; overwegen; raden; ramen; schatten; suggereren; taxeren |