Dutch
Detailed Translations for aanboren from Dutch to French
aanboren:
-
aanboren (boren)
forer; percer; perforer; mettre en forage-
forer verb (fore, fores, forons, forez, forent, forais, forait, forions, foriez, foraient, forai, foras, fora, forâmes, forâtes, forèrent, forerai, foreras, forera, forerons, forerez, foreront)
-
percer verb (perce, perces, perçons, percez, percent, perçais, perçait, percions, perciez, perçaient, perçai, perças, perça, perçâmes, perçâtes, percèrent, percerai, perceras, percera, percerons, percerez, perceront)
-
perforer verb (perfore, perfores, perforons, perforez, perforent, perforais, perforait, perforions, perforiez, perforaient, perforai, perforas, perfora, perforâmes, perforâtes, perforèrent, perforerai, perforeras, perforera, perforerons, perforerez, perforeront)
-
mettre en forage verb
-
Conjugations for aanboren:
o.t.t.
- boor aan
- boort aan
- boort aan
- boren aan
- boren aan
- boren aan
o.v.t.
- boorde aan
- boorde aan
- boorde aan
- boorden aan
- boorden aan
- boorden aan
v.t.t.
- heb aangeboord
- hebt aangeboord
- heeft aangeboord
- hebben aangeboord
- hebben aangeboord
- hebben aangeboord
v.v.t.
- had aangeboord
- had aangeboord
- had aangeboord
- hadden aangeboord
- hadden aangeboord
- hadden aangeboord
o.t.t.t.
- zal aanboren
- zult aanboren
- zal aanboren
- zullen aanboren
- zullen aanboren
- zullen aanboren
o.v.t.t.
- zou aanboren
- zou aanboren
- zou aanboren
- zouden aanboren
- zouden aanboren
- zouden aanboren
diversen
- boor aan!
- boort aan!
- aangeboord
- aanborende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aanboren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
forer | aanboren | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
forer | aanboren; boren | |
mettre en forage | aanboren; boren | |
percer | aanboren; boren | beseffen; binnensteken; doorboren; doorbreken; doordringen; doorkomen; doorlekken; doorprikken; doorschijnen; doorsteken; doorzien; erdoor steken; gaatjes maken in; inprenten; inprikken; insteken; inzien; laten doorsijpelen; omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; onderkennen; op het hart drukken; openprikken; opensteken; penetreren; percoleren; perforeren; ploegen; priemen; prikken in; realiseren; spitten |
perforer | aanboren; boren | doorboren; doordringen; doorponsen; doorsteken; erdoor steken; gaatjes maken in; penetreren; perforeren; ponsen; stansen |