Noun | Related Translations | Other Translations |
dépouilement
|
eenvoud; simpelheid; soberheid
|
|
frugalité
|
eenvoud; simpelheid; soberheid
|
armzaligheid; bescheidenheid; gebrek; ielheid; karigheid; krapte; magerheid; poverheid; pretentieloosheid; schaarsheid; schaarste; schamelheid; schraalheid; tekort
|
modestie
|
eenvoud; simpelheid; soberheid
|
armzaligheid; bescheidenheid; degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; dienst; eerbaarheid; gedienstige handeling; gedienstigheid; gematigdheid; ingetogenheid; karigheid; kuisheid; matigheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; poverheid; pretentieloosheid; reinheid; schamelheid; schraalheid; stemmigheid; voorkomendheid; zedigheid
|
modération
|
eenvoud; simpelheid; soberheid
|
gematigdheid; ingetogenheid; leniging; matigheid; matiging; mindering; moderatie; stemmigheid; tempering
|
pauvreté
|
eenvoud; simpelheid; soberheid
|
armelijkheid; armoede; armoedigheid; armzaligheid; behoeftigheid; ellende; gebrek; haveloosheid; hulpbehoevendheid; ielheid; karigheid; krapte; magerheid; magerte; minvermogendheid; nood; noodwendigheid; poverheid; schaarsheid; schaarste; schamelheid; schraalheid; sjofelheid; stumperigheid; tekort
|
pénurie
|
eenvoud; simpelheid; soberheid
|
armzaligheid; deficit; gebrek; gemis; karigheid; krapte; manco; poverheid; schaarsheid; schaarste; schamelheid; schraalheid; tekort
|
simplicité
|
eenvoud; simpelheid; soberheid
|
argeloosheid; bescheidenheid; eenvoud; eenvoudigheid; kinderlijkheid; makkelijkheid; natuurlijkheid; naïveteit; naïviteit; onbedorvenheid; ongekunsteldheid; onnozelheid; onschuld; pretentieloosheid; simpelheid; simpliciteit
|
sobriété
|
eenvoud; simpelheid; soberheid
|
bescheidenheid; pretentieloosheid
|