Dutch
Detailed Translations for couperen from Dutch to French
couperen:
-
couperen (afknippen; knippen)
cisailler; couper; donner un coup de ciseaux; tailler; découper-
cisailler verb (cisaille, cisailles, cisaillons, cisaillez, cisaillent, cisaillais, cisaillait, cisaillions, cisailliez, cisaillaient, cisaillai, cisaillas, cisailla, cisaillâmes, cisaillâtes, cisaillèrent, cisaillerai, cisailleras, cisaillera, cisaillerons, cisaillerez, cisailleront)
-
couper verb (coupe, coupes, coupons, coupez, coupent, coupais, coupait, coupions, coupiez, coupaient, coupai, coupas, coupa, coupâmes, coupâtes, coupèrent, couperai, couperas, coupera, couperons, couperez, couperont)
-
tailler verb (taille, tailles, taillons, taillez, taillent, taillais, taillait, taillions, tailliez, taillaient, taillai, taillas, tailla, taillâmes, taillâtes, taillèrent, taillerai, tailleras, taillera, taillerons, taillerez, tailleront)
-
découper verb (découpe, découpes, découpons, découpez, découpent, découpais, découpait, découpions, découpiez, découpaient, découpai, découpas, découpa, découpâmes, découpâtes, découpèrent, découperai, découperas, découpera, découperons, découperez, découperont)
-
Conjugations for couperen:
o.t.t.
- coupeer
- coupeert
- coupeert
- couperen
- couperen
- couperen
o.v.t.
- coupeerde
- coupeerde
- coupeerde
- coupeerden
- coupeerden
- coupeerden
v.t.t.
- heb gecoupeerd
- hebt gecoupeerd
- heeft gecoupeerd
- hebben gecoupeerd
- hebben gecoupeerd
- hebben gecoupeerd
v.v.t.
- had gecoupeerd
- had gecoupeerd
- had gecoupeerd
- hadden gecoupeerd
- hadden gecoupeerd
- hadden gecoupeerd
o.t.t.t.
- zal couperen
- zult couperen
- zal couperen
- zullen couperen
- zullen couperen
- zullen couperen
o.v.t.t.
- zou couperen
- zou couperen
- zou couperen
- zouden couperen
- zouden couperen
- zouden couperen
diversen
- coupeer!
- coupeert!
- gecoupeerd
- couperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for couperen:
External Machine Translations:
French
Detailed Translations for couperen from French to Dutch
couperen: (*Using Word and Sentence Splitter)
- coupe: beker; bokaal; cup; glas; drinkglas; glazen pul; pasvorm; tas; mok; aktetas; pul; drinkbeker; snit; haarstijl; haarlijn; coupe; coiffure; haarsnit; gesnij; afsnijden; kelk; segment; doorsnee; ijscoupe; knipje; ijsbeker
- rené: herboren
- coupé: gesneden; compartiment; coupé; doorgesneden; doorgehakt; doorkliefd; doorgehouwen; in tweeën gehouwen; doorregen; doorwassen
- couper: snijden; afsnijden; snoeien; trimmen; besnoeien; knippen; afknippen; couperen; stoppen; afsluiten; eindigen; beëindigen; ophouden; een einde maken aan; hakken; in stukken hakken; scheiden; uitmaken; afzetten; uitzetten; splitsen; uitschakelen; kappen; uitdoen; uiteenhalen; coifferen; afkappen; afhakken; afhouwen; uitdunnen; wegkappen; troeven; korten; opensnijden; kort knippen; kort maken; kerven; snijwerk maken; breken; afbreken; slopen; verdunnen; verwateren; neerhalen; uit elkaar halen; versnijden; aanlengen; aftroeven; overtroeven; wegsnijden; lossnijden; wegknippen; omverhalen; wegsnoeien; doorhakken; toesnijden; kloven; lostrekken; klieven; losrukken; op maat snijden; losscheuren; doorklieven; doormidden hakken; doorhouwen; in tweeën houwen
External Machine Translations: