Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- zwachtelen:
- zwachtel:
-
Wiktionary:
- zwachtelen → vendar, almohazar, hacer una cura
Dutch
Detailed Translations for zwachtelen from Dutch to Spanish
zwachtelen:
-
zwachtelen
Conjugations for zwachtelen:
o.t.t.
- zwachtel
- zwachtelt
- zwachtelt
- zwachtelen
- zwachtelen
- zwachtelen
o.v.t.
- zwachtelde
- zwachtelde
- zwachtelde
- zwachtelden
- zwachtelden
- zwachtelden
v.t.t.
- heb gezwachteld
- hebt gezwachteld
- heeft gezwachteld
- hebben gezwachteld
- hebben gezwachteld
- hebben gezwachteld
v.v.t.
- had gezwachteld
- had gezwachteld
- had gezwachteld
- hadden gezwachteld
- hadden gezwachteld
- hadden gezwachteld
o.t.t.t.
- zal zwachtelen
- zult zwachtelen
- zal zwachtelen
- zullen zwachtelen
- zullen zwachtelen
- zullen zwachtelen
o.v.t.t.
- zou zwachtelen
- zou zwachtelen
- zou zwachtelen
- zouden zwachtelen
- zouden zwachtelen
- zouden zwachtelen
diversen
- zwachtel!
- zwachtelt!
- gezwachteld
- zwachtelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for zwachtelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
envolver en | zwachtelen | |
poner una venda | zwachtelen | |
vendar | zwachtelen |
Related Words for "zwachtelen":
Wiktionary Translations for zwachtelen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zwachtelen | → vendar | ↔ bander — (familier, fr) Occitanie|fr exaspérer, gonfler. |
• zwachtelen | → almohazar; hacer una cura; vendar | ↔ panser — Soigner une plaie, une blessure, lui faire un pansement. |
zwachtel:
Translation Matrix for zwachtel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
envoltura | zwachtel | omhulling; schulp |
venda | zwachtel | blinddoek |