Dutch
Detailed Translations for zich afspelen from Dutch to Spanish
zich afspelen:
Translation Matrix for zich afspelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
colocar | neerzetten | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
colocar | plaatsen; situeren; zich afspelen | aanbinden; aanknopen; afbakenen; afpalen; afzetten; beginnen; begrenzen; beknotten; beperken; bevestigen; bijzetten; deponeren; dichtbinden; ergens aan bevestigen; inrichten; installeren; leggen; neerleggen; neerzetten; neppen; omlijnen; onderuit halen; plaats toekennen; plaatsen; posten; posteren; stationeren; toebinden; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastzetten; verbinden; verneuken; verzekeren; wegleggen; zetten |
desarrollarse | plaatsen; situeren; zich afspelen | afwisselen; evolueren; graven; herzien; ontluiken; ontplooien; ontwikkelen; opbloeien; opdelven; opgraven; scheppen; tot wasdom komen; veranderen; verwisselen; wijzigen; zich ontsluiten |
situar | plaatsen; situeren; zich afspelen | deponeren; kalibreren; leggen; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; plaats toekennen; plaatsen; stationeren; wegleggen; zetten |