Dutch
Detailed Translations for wrikken from Dutch to Spanish
wrikken:
-
wrikken (wriggelen)
-
wrikken
Conjugations for wrikken:
o.t.t.
- wrik
- wrikt
- wrikt
- wrikken
- wrikken
- wrikken
o.v.t.
- wrikte
- wrikte
- wrikte
- wrikten
- wrikten
- wrikten
v.t.t.
- heb gewrikt
- hebt gewrikt
- heeft gewrikt
- hebben gewrikt
- hebben gewrikt
- hebben gewrikt
v.v.t.
- had gewrikt
- had gewrikt
- had gewrikt
- hadden gewrikt
- hadden gewrikt
- hadden gewrikt
o.t.t.t.
- zal wrikken
- zult wrikken
- zal wrikken
- zullen wrikken
- zullen wrikken
- zullen wrikken
o.v.t.t.
- zou wrikken
- zou wrikken
- zou wrikken
- zouden wrikken
- zouden wrikken
- zouden wrikken
diversen
- wrik!
- wrikt!
- gewrikt
- wrikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for wrikken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
cinglar | wrikken | |
mover | wriggelen; wrikken | beroeren; bewegen; deponeren; disloqueren; duwen; gaan; iets verplaatsen; leggen; lopen; mixen; mobiliseren; neerleggen; neerzetten; omroeren; onderuit halen; ontroeren; opschudden; plaatsen; raken; roeren; stappen; stationeren; treffen; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten; voortbewegen; voortduwen; vooruitduwen; zetten; zich verplaatsen; zich voortbewegen |
mover tirando y empujando | wrikken | |
retorcer | wriggelen; wrikken | klemmen; knellen; met iemand worstelen; omklemmen; uitwringen; verwringen; worstelen; wringen |
torcer | wrikken | afdraaien; buigen; eer betuigen; ineendraaien; krom buigen; krombuigen; krommen; met iemand worstelen; ombuigen; verbuigen; welven; worstelen |