Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. teugels:
  2. teugel:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for teugels from Dutch to Spanish

teugels:

teugels [de ~] noun, plural

  1. de teugels (leidsels)
    la riendas; la bridas

Translation Matrix for teugels:

NounRelated TranslationsOther Translations
bridas leidsels; teugels
riendas leidsels; teugels

Related Words for "teugels":


teugels form of teugel:

teugel [de ~ (m)] noun

  1. de teugel (leidsel; toom)
    la rienda; la brida
  2. de teugel (riem; lijn; lei)
    el cinturón; el cinto

Translation Matrix for teugel:

NounRelated TranslationsOther Translations
brida leidsel; teugel; toom flens; hoofdstel; hoofdtuig; lei; leisteen
cinto lei; lijn; riem; teugel broekband; gordel; gordelriem; koppelriem; riem
cinturón lei; lijn; riem; teugel broekband; broekriem; ceintuur; draagband om de heup; gordel; gordelriem; heupgordel; riem; ringbaan; ringlijn; ringspoorweg; ringweg; rondweg; sluitband
rienda leidsel; teugel; toom

Related Words for "teugel":

  • teugelen, teugels, teugeltje, teugeltjes

Wiktionary Translations for teugel:

teugel
noun
  1. riem of koord voor het besturen van dieren

Cross Translation:
FromToVia
teugel brida; contenerse; atar corto a alguien Zaum — zum Zügeln am Kopf von Zug-, Last- und Reittieren angebrachte Vorrichtung bestehend aus Zaumgebiss und Riemenzeug
teugel rienda Zügel — Riemen oder Seil, mit dem man Reittiere lenkt
teugel rienda rein — strap or rope