Dutch
Detailed Translations for ten deel vallen from Dutch to Spanish
ten deel vallen:
ten deel vallen verb (val ten deel, valt ten deel, viel ten deel, vielen ten deel, ten deel gevallen)
Conjugations for ten deel vallen:
o.t.t.
- val ten deel
- valt ten deel
- valt ten deel
- vallen ten deel
- vallen ten deel
- vallen ten deel
o.v.t.
- viel ten deel
- viel ten deel
- viel ten deel
- vielen ten deel
- vielen ten deel
- vielen ten deel
v.t.t.
- ben ten deel gevallen
- bent ten deel gevallen
- is ten deel gevallen
- zijn ten deel gevallen
- zijn ten deel gevallen
- zijn ten deel gevallen
v.v.t.
- was ten deel gevallen
- was ten deel gevallen
- was ten deel gevallen
- waren ten deel gevallen
- waren ten deel gevallen
- waren ten deel gevallen
o.t.t.t.
- zal ten deel vallen
- zult ten deel vallen
- zal ten deel vallen
- zullen ten deel vallen
- zullen ten deel vallen
- zullen ten deel vallen
o.v.t.t.
- zou ten deel vallen
- zou ten deel vallen
- zou ten deel vallen
- zouden ten deel vallen
- zouden ten deel vallen
- zouden ten deel vallen
diversen
- val ten deel!
- valt ten deel!
- ten deel gevallen
- ten deel vallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ten deel vallen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
corresponder | accorderen; overeenstemmen | |
tocar | aanraken; aantikken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
corresponder | ten deel vallen; toekomen; toevallen | betamen; congruent zijn; een harmonieus geheel vormen; harmoniëren; kloppen; overeenstemmen; passen; samenstemmen |
tocar | ten deel vallen; toekomen; toevallen | aangaan; aanraken; aanroeren; aanstippen; bespelen; betasten; betreffen; bevoelen; even aanraken; raken; voelen |
tocar en suerte | ten deel vallen; toekomen; toevallen | te beurt vallen |