Dutch
Detailed Translations for schetteren from Dutch to Spanish
schetteren:
-
schetteren (luidkeels iets verkondigen; tetteren)
Conjugations for schetteren:
o.t.t.
- schetter
- schettert
- schettert
- schetteren
- schetteren
- schetteren
o.v.t.
- schetterde
- schetterde
- schetterde
- schetterden
- schetterden
- schetterden
v.t.t.
- heb geschetterd
- hebt geschetterd
- heeft geschetterd
- hebben geschetterd
- hebben geschetterd
- hebben geschetterd
v.v.t.
- had geschetterd
- had geschetterd
- had geschetterd
- hadden geschetterd
- hadden geschetterd
- hadden geschetterd
o.t.t.t.
- zal schetteren
- zult schetteren
- zal schetteren
- zullen schetteren
- zullen schetteren
- zullen schetteren
o.v.t.t.
- zou schetteren
- zou schetteren
- zou schetteren
- zouden schetteren
- zouden schetteren
- zouden schetteren
en verder
- ben geschetterd
- bent geschetterd
- is geschetterd
- zijn geschetterd
- zijn geschetterd
- zijn geschetterd
diversen
- schetter!
- schettert!
- geschetterd
- schetterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for schetteren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
chillar | joelen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
chillar | luidkeels iets verkondigen; schetteren; tetteren | blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; emmeren; fluisteren; foeteren; gillen; het uitgillen; huilen; janken; joelen; knarsen; krassen; krijsen; lispelen; piepen; roepen; schreeuwen; sissen; uitbrullen; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen; zich beklagen; zich krabben |
vociferar | luidkeels iets verkondigen; schetteren; tetteren | blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; foeteren; fulmineren; gillen; huilen; janken; jubelen; juichen; ketteren; krijsen; razen; schreeuwen; tekeergaan; tieren; uitvaren tegen; vloeken |