Home ->Dictionaries ->Dutch/Spanish ->Translate samenkoppelen

Translate samenkoppelen from Dutch to Spanish

Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. samenkoppelen:

Dutch

Detailed Translations for samenkoppelen from Dutch to Spanish

samenkoppelen:

samenkoppelen verb (koppel samen, koppelt samen, koppelde samen, koppelden samen, samengekoppeld)

  1. samenkoppelen (verbinden; koppelen)
    acoplar

Conjugations for samenkoppelen:

o.t.t.
  1. koppel samen
  2. koppelt samen
  3. koppelt samen
  4. koppelen samen
  5. koppelen samen
  6. koppelen samen
o.v.t.
  1. koppelde samen
  2. koppelde samen
  3. koppelde samen
  4. koppelden samen
  5. koppelden samen
  6. koppelden samen
v.t.t.
  1. heb samengekoppeld
  2. hebt samengekoppeld
  3. heeft samengekoppeld
  4. hebben samengekoppeld
  5. hebben samengekoppeld
  6. hebben samengekoppeld
v.v.t.
  1. had samengekoppeld
  2. had samengekoppeld
  3. had samengekoppeld
  4. hadden samengekoppeld
  5. hadden samengekoppeld
  6. hadden samengekoppeld
o.t.t.t.
  1. zal samenkoppelen
  2. zult samenkoppelen
  3. zal samenkoppelen
  4. zullen samenkoppelen
  5. zullen samenkoppelen
  6. zullen samenkoppelen
o.v.t.t.
  1. zou samenkoppelen
  2. zou samenkoppelen
  3. zou samenkoppelen
  4. zouden samenkoppelen
  5. zouden samenkoppelen
  6. zouden samenkoppelen
en verder
  3. is samengekoppeld
  6. zijn samengekoppeld
diversen
  1. koppel samen!
  2. koppelt samen!
  5. samengekoppeld
  6. samenkoppelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for samenkoppelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
acoplar koppelen; samenkoppelen; verbinden aanhaken; aankoppelen; dokken; koppelen; vasthaken; vastkoppelen







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0180 seconds
Page rendered in 1.0 seconds