Dutch
Detailed Translations for overboeken from Dutch to Spanish
overboeken:
-
overboeken (geld overmaken; overschrijven; overzenden)
transferir; pasar; remitir; transcribir; pagar; depositar; transmitir-
transferir verb
-
pasar verb
-
remitir verb
-
transcribir verb
-
pagar verb
-
depositar verb
-
transmitir verb
-
Conjugations for overboeken:
o.t.t.
- overboek
- overboekt
- overboekt
- overboeken
- overboeken
- overboeken
o.v.t.
- overboekte
- overboekte
- overboekte
- overboekten
- overboekten
- overboekten
v.t.t.
- heb overboekt
- hebt overboekt
- heeft overboekt
- hebben overboekt
- hebben overboekt
- hebben overboekt
v.v.t.
- had overboekt
- had overboekt
- had overboekt
- hadden overboekt
- hadden overboekt
- hadden overboekt
o.t.t.t.
- zal overboeken
- zult overboeken
- zal overboeken
- zullen overboeken
- zullen overboeken
- zullen overboeken
o.v.t.t.
- zou overboeken
- zou overboeken
- zou overboeken
- zouden overboeken
- zouden overboeken
- zouden overboeken
en verder
- ben overboekt
- bent overboekt
- is overboekt
- zijn overboekt
- zijn overboekt
- zijn overboekt
diversen
- overboek!
- overboekt!
- overboekt
- overboekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze