Dutch
Detailed Translations for klaarstaan from Dutch to Spanish
klaarstaan:
-
klaarstaan (bereid zijn)
Conjugations for klaarstaan:
o.t.t.
- sta klaar
- staat klaar
- staat klaar
- staan klaar
- staan klaar
- staan klaar
o.v.t.
- stond klaar
- stond klaar
- stond klaar
- stonden klaar
- stonden klaar
- stonden klaar
v.t.t.
- heb klaargestaan
- hebt klaargestaan
- heeft klaargestaan
- hebben klaargestaan
- hebben klaargestaan
- hebben klaargestaan
v.v.t.
- had klaargestaan
- had klaargestaan
- had klaargestaan
- hadden klaargestaan
- hadden klaargestaan
- hadden klaargestaan
o.t.t.t.
- zal klaarstaan
- zult klaarstaan
- zal klaarstaan
- zullen klaarstaan
- zullen klaarstaan
- zullen klaarstaan
o.v.t.t.
- zou klaarstaan
- zou klaarstaan
- zou klaarstaan
- zouden klaarstaan
- zouden klaarstaan
- zouden klaarstaan
en verder
- is klaargestaan
diversen
- sta klaar!
- stat klaar!
- klaargestaan
- klaarstaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for klaarstaan:
Noun | Related Translations | Other Translations |
atender | klaarstaan | gehoor; gevolg; gevolg geven aan |
Verb | Related Translations | Other Translations |
atender | aandachtig luisteren; aanhoren; afrekenen; assisteren; beantwoorden; bedienen; belonen; betalen; bezoldigen; bijspringen; bijstaan; dokken; gehoorzamen; handreiken; helpen; honoreren; iemand vervangen; knoppen bedienen; lonen; luisteren; ondersteunen; ondervragen; opletten; overhoren; salariëren; seconderen; serveren; toehoren; toeluisteren; uithoren; uitvragen; verhoren; verplegen; verzorgen; weldoen; zorg dragen; zorgen; zorgen voor; zorgen voor iets | |
estar dispuesto | bereid zijn; klaarstaan | |
estar listo | bereid zijn; klaarstaan | af zijn; klaar zijn; klaarzijn; voltooid zijn |