Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. inschroeven:


Dutch

Detailed Translations for inschroeven from Dutch to Spanish

inschroeven:

inschroeven verb (schroef in, schroeft in, schroefde in, schroefden in, ingeschroefd)

  1. inschroeven (indraaien)

Conjugations for inschroeven:

o.t.t.
  1. schroef in
  2. schroeft in
  3. schroeft in
  4. schroeven in
  5. schroeven in
  6. schroeven in
o.v.t.
  1. schroefde in
  2. schroefde in
  3. schroefde in
  4. schroefden in
  5. schroefden in
  6. schroefden in
v.t.t.
  1. heb ingeschroefd
  2. hebt ingeschroefd
  3. heeft ingeschroefd
  4. hebben ingeschroefd
  5. hebben ingeschroefd
  6. hebben ingeschroefd
v.v.t.
  1. had ingeschroefd
  2. had ingeschroefd
  3. had ingeschroefd
  4. hadden ingeschroefd
  5. hadden ingeschroefd
  6. hadden ingeschroefd
o.t.t.t.
  1. zal inschroeven
  2. zult inschroeven
  3. zal inschroeven
  4. zullen inschroeven
  5. zullen inschroeven
  6. zullen inschroeven
o.v.t.t.
  1. zou inschroeven
  2. zou inschroeven
  3. zou inschroeven
  4. zouden inschroeven
  5. zouden inschroeven
  6. zouden inschroeven
en verder
  1. is ingeschroefd
diversen
  1. schroef in!
  2. schroeft in!
  3. ingeschroefd
  4. inschroevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inschroeven:

NounRelated TranslationsOther Translations
atornillar aanschroeven; dichtschroeven; vastschroeven
VerbRelated TranslationsOther Translations
atornillar indraaien; inschroeven aandraaien; aanschroeven; dichtschroeven; door draaien vastmaken; schroeven; vastdraaien; vastschroeven