Dutch
Detailed Translations for inleven from Dutch to Spanish
inleven:
-
inleven (invoelen; voelen; meeleven)
sentir; pensar; imaginarse; creer; identiicarse con; compartir los sentimientos de; entender; intuir; experimentar; opinar-
sentir verb
-
pensar verb
-
imaginarse verb
-
creer verb
-
identiicarse con verb
-
entender verb
-
intuir verb
-
experimentar verb
-
opinar verb
-
Conjugations for inleven:
o.t.t.
- leef in
- leeft in
- leeft in
- leven in
- leven in
- leven in
o.v.t.
- leefde in
- leefde in
- leefde in
- leefden in
- leefden in
- leefden in
v.t.t.
- heb ingeleefd
- hebt ingeleefd
- heeft ingeleefd
- hebben ingeleefd
- hebben ingeleefd
- hebben ingeleefd
v.v.t.
- had ingeleefd
- had ingeleefd
- had ingeleefd
- hadden ingeleefd
- hadden ingeleefd
- hadden ingeleefd
o.t.t.t.
- zal inleven
- zult inleven
- zal inleven
- zullen inleven
- zullen inleven
- zullen inleven
o.v.t.t.
- zou inleven
- zou inleven
- zou inleven
- zouden inleven
- zouden inleven
- zouden inleven
diversen
- leef in!
- leeft in!
- ingeleefd
- inlevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze