Dutch
Detailed Translations for inklinken from Dutch to Spanish
inklinken:
-
inklinken
Conjugations for inklinken:
o.t.t.
- klink in
- klinkt in
- klinkt in
- klinken in
- klinken in
- klinken in
o.v.t.
- klonk in
- klonk in
- klonk in
- klonken in
- klonken in
- klonken in
v.t.t.
- heb ingeklonken
- hebt ingeklonken
- heeft ingeklonken
- hebben ingeklonken
- hebben ingeklonken
- hebben ingeklonken
v.v.t.
- had ingeklonken
- had ingeklonken
- had ingeklonken
- hadden ingeklonken
- hadden ingeklonken
- hadden ingeklonken
o.t.t.t.
- zal inklinken
- zult inklinken
- zal inklinken
- zullen inklinken
- zullen inklinken
- zullen inklinken
o.v.t.t.
- zou inklinken
- zou inklinken
- zou inklinken
- zouden inklinken
- zouden inklinken
- zouden inklinken
en verder
- is ingeklonken
diversen
- klink in!
- klinkt in!
- ingeklonken
- inklinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for inklinken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
resonar | daveren; denderen; dreunen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
resonar | inklinken | daveren; de bal terugkaatsen; denderen; dreunen; druisen; druist in tegen; echoën; galmen; herhalen; met gelijke munt terugbetalen; met krachtige stem zingen; nabouwen; naklinken; napraten; nazeggen; resoneren; schallen; vergelden; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen |