Dutch

Detailed Translations for informeren from Dutch to Spanish

informeren:

Conjugations for informeren:

o.t.t.
  1. informeer
  2. informeert
  3. informeert
  4. informeren
  5. informeren
  6. informeren
o.v.t.
  1. informeerde
  2. informeerde
  3. informeerde
  4. informeerden
  5. informeerden
  6. informeerden
v.t.t.
  1. heb geïnformeerd
  2. hebt geïnformeerd
  3. heeft geïnformeerd
  4. hebben geïnformeerd
  5. hebben geïnformeerd
  6. hebben geïnformeerd
v.v.t.
  1. had geïnformeerd
  2. had geïnformeerd
  3. had geïnformeerd
  4. hadden geïnformeerd
  5. hadden geïnformeerd
  6. hadden geïnformeerd
o.t.t.t.
  1. zal informeren
  2. zult informeren
  3. zal informeren
  4. zullen informeren
  5. zullen informeren
  6. zullen informeren
o.v.t.t.
  1. zou informeren
  2. zou informeren
  3. zou informeren
  4. zouden informeren
  5. zouden informeren
  6. zouden informeren
en verder
  1. ben geïnformeerd
  2. bent geïnformeerd
  3. is geïnformeerd
  4. zijn geïnformeerd
  5. zijn geïnformeerd
  6. zijn geïnformeerd
diversen
  1. informeer!
  2. informeert!
  3. geïnformeerd
  4. informerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

informeren [znw.] noun

  1. informeren (voorlichting)
    la información
  2. informeren (kennisgeving; aankondigen; kennisgeven; aanzeggen; konde doen)
    la notificación; el aviso; el circular

Translation Matrix for informeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
avisar aanschrijven; aanzeggen
aviso aankondigen; aanzeggen; informeren; kennisgeven; kennisgeving; konde doen aankondiging; aanschrijving; aanzegging; afkondiging; bekendmaking; bericht; boodschap; convocatie; decreet; gewag; herinnering; informatie; kennisgeving; mededeling; melding; memorandum; opgave; opheldering; relaas; tijding; toelichting; uiteenzetting; uitleg; uitspraak; uitvaardiging; verduidelijking; verklaring; vermaning; vermelding; verwittiging; waarschuwing
circular aankondigen; aanzeggen; informeren; kennisgeven; kennisgeving; konde doen aanschrijving; aanzegging; circulaire; kennisgeving; nieuwsbrief; rondschrijven
decir zegje
información informeren; voorlichting aangifte; aankondigen; aankondiging; aanwijzing; bekendmaken; bekendmaking; bericht; berichtgeving; bevestiging; bewering; boodschap; convocatie; declaratie; gewag; het uitspreken; info; informatie; inlichting; kennisgeving; kennisoverdracht; mededeling; mededelingen; melden; melding; opgave; opheldering; relaas; statement; tijding; tip; toelichting; uitlegging; uitspraak; verklaring; vermelding; verslaggeving; verwittiging; vingerwenk; vingerwijzing; wenk
notificación aankondigen; aanzeggen; informeren; kennisgeven; kennisgeving; konde doen aangifte; aankondiging; aanschrijving; aanzegging; afkondiging; bekendmaking; bericht; bevestiging; bewering; boodschap; claim; convocatie; declaratie; decreet; gewag; informatie; kennisgeving; mededeling; melding; openbaarmaking; openbare publicatie; opgave; opheldering; proclamatie; publicatie; publikatie; relaas; statement; tijding; toelichting; uiteenzetting; uitgave; uitgifte; uitleg; uitlegging; uitspraak; uitvaardiging; verduidelijking; verklaring; vermelding; verwittiging
notificar aanschrijven; aanzeggen
VerbRelated TranslationsOther Translations
advertir bewust maken; informeren; inlichten; kennisgeven van; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen; zeggen attenderen; bemerken; bespeuren; gewaarworden; inseinen; merken; ontwaren; opmerken; signaleren; voelen; waarnemen; wijzen; zien
alarmar informeren; inlichten; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen alarmeren; ongerust maken; ontstellen; verontrusten
anunciar informeren; inlichten; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen aandienen; aangeven; aankondigen; aanschrijven; aantrekken; aanzeggen; adverteren; afkondigen; aflezen; afroepen; annonceren; bekend maken; bekendmaken; declareren; decreteren; iets aankondigen; in aantocht zijn; kennis geven; konde doen; nieuwsberichten omroepen; omroepen; ontbieden; openbaar maken; oplezen; oproepen; proclameren; propaganda maken; reclame maken; sommeren; uitvaardigen; werven; zich aandienen; zich voordoen
atemorizar informeren; inlichten; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen afschrikken; alarmeren; bang maken; beangstigen; benauwen; ontstellen; verontrusten; verschrikken
averiguar informeren; navraag doen; navragen checken; controleren; doorvorsen; inwinnen; nagaan; nakijken; naspeuren; nasporen; natrekken; navragen; onderzoeken; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; trachten te krijgen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitvinden; uitzoeken; verifiëren
avisar informeren; inlichten; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen aandienen; aangeven; aanschrijven; aanzeggen; afkondigen; bekendmaken; declareren; erbij zeggen; kennis geven; konde doen; mening kenbaar maken; noemen; ontbieden; oproepen; proclameren; sommeren; verkondigen; vermelden
circular circuleren; de ronde doen; in omloop zijn; rondgaan; rondlopen; rondslenteren; rondwandelen
comentar sobre berichten; informeren; meedelen; melden; rapporteren; verslag uitbrengen
comunicar bewust maken; informeren; inlichten; kennisgeven van; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen; zeggen aandienen; aanschrijven; aanzeggen; afkondigen; babbelen; bekendmaken; berichten; communiceren; doorgeven; doorspelen; doorverbinden; doorvertellen; iets aankondigen; iets melden; kakelen; kennis geven; klappen; kletsen; konde doen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; mening kenbaar maken; overbrengen; praten; proclameren; rondbrieven; rondvertellen; snateren; spreken; verkondigen; wauwelen; zwammen
dar a conocer informeren; inlichten; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen aanschrijven; aanzeggen; kennis geven; konde doen
dar informes bewust maken; informeren; inlichten; kennisgeven van; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen; zeggen attenderen; berichten; iets melden; wijzen
dar informes sobre informeren; inlichten; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen berichten; iets melden
decir informeren; inlichten; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden
declarar berichten; informeren; meedelen; melden; rapporteren; verslag uitbrengen aangeven; afkondigen; bekendmaken; declareren; decreteren; duiden; ontvouwen; proclameren; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken
hablar bewust maken; informeren; kennisgeven van; zeggen babbelen; communiceren; converseren; een conversatie hebben; in contact staan; kakelen; klappen; kletsen; kouten; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; speechen; spreken; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden; wauwelen; zwammen
hacer saber bewust maken; informeren; inlichten; kennisgeven van; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen; zeggen aanschrijven; aanzeggen; berichten; iets melden; kennis geven; konde doen
informar berichten; bewust maken; informeren; inlichten; kennisgeven van; meedelen; melden; op de hoogte brengen; rapporteren; tippen; van iets in kennis stellen; verslag uitbrengen; verwittigen; waarschuwen; zeggen attenderen; berichten; iets melden; wijzen
informar acerca de informeren; inlichten; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen attenderen; wijzen
informar de berichten; informeren; inlichten; meedelen; melden; op de hoogte brengen; rapporteren; tippen; van iets in kennis stellen; verslag uitbrengen; verwittigen; waarschuwen aandienen; afkondigen; bekendmaken; iets aankondigen; proclameren
informarse informeren; navraag doen; navragen inwinnen; poolshoogte nemen; trachten te krijgen
mencionar informeren; inlichten; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen aandienen; benoemen; bestempelen; betitelen; erbij zeggen; gewag maken van; gewagen; iets aankondigen; in aantocht zijn; melding maken van; noemen; opnoemen; opsommen; vermelden; zich aandienen; zich voordoen
notificar berichten; informeren; meedelen; melden; rapporteren; verslag uitbrengen afkondigen; aflezen; afroepen; bekend maken; bekendmaken; decreteren; erbij zeggen; noemen; ontbieden; openbaar maken; oplezen; oproepen; sommeren; uitvaardigen; vermelden
parlar bewust maken; informeren; kennisgeven van; zeggen babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kouten; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; ratelen; snateren; spreken; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden; wauwelen; zwammen
poner algo en conocimiento informeren; inlichten; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen
poner en conocimiento informeren; inlichten; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen berichten; iets melden
rendir informe berichten; informeren; meedelen; melden; rapporteren; verslag uitbrengen
reportar berichten; informeren; inlichten; meedelen; melden; op de hoogte brengen; rapporteren; tippen; van iets in kennis stellen; verslag uitbrengen; verwittigen; waarschuwen berichten; iets melden
reportear informeren; inlichten; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen berichten; iets melden
ModifierRelated TranslationsOther Translations
circular bol; cirkelvormig; kogelrond; kringvormig; rond; sferisch

Synonyms for "informeren":


Related Definitions for "informeren":

  1. vragen hoe het zit, gegevens opvragen1
    • je kunt daar informeren hoe laat de trein vertrekt1
  2. gegevens geven1
    • de leraar informeert de leerlingen over het examen1

Wiktionary Translations for informeren:

informeren
verb
  1. inlichten

Cross Translation:
FromToVia
informeren notificar advise — to give information or notice to; to inform
informeren preguntar query — ask a question
informeren informar informerinstruire de quelque chose ; faire savoir quelque chose.
informeren informar renseigner — Donner des renseignements. (Sens général).